De carrière van Bert Evers zag er aanvankelijk niet rooskleurig uit. Hij werd begin jaren vijftig geboren in de Mercatorbuurt in Amsterdam-West, als zoon en kleinzoon van hardwerkende café-uitbaters.
![]() |
Het Mercatorplein in Amsterdam Oud-West |
Behept met een lichte stotter en een snufje dyslectie werd hij van de lts getrapt wegens chronisch spijbelen. Omgang met buurtjongens die later furore zouden maken in het criminele circuit veroorzaakte de nodige verwarring in zijn hoofd. Maar na diverse welgemikte corrigerende tikken van zijn vader en opa was zijn moreel kompas weer goed afgesteld. Bert's ondernemers-dna in combinatie met Amsterdamse bravoure, zorgde voor de nodige twaalf-ambachten-dertien-ongelukken verwikkelingen. Na onder andere de gokautomatenhandel (ik schreef daar al over in mijn column "Jackpot" van 27/11/21) was het onvermijdelijk dat Bert zijn eigen kroeg zou krijgen. Dit werd in 1977 de roemruchte Burties op het Leidseplein.
Dit café was bijna tien jaar het "clubhuis" van bekende artiesten, Ajacieden en een bonte entourage van Amsterdamse paradijsvogels. Eind jaren tachtig nam hij een sprong in het Caribische diepe en begon op Curaçao een van de eerste "hippe" strandtenten, de Rumours.
![]() |
Hieronder een sneak preview van een van zijn minder geslaagde ondernemingen. Het woord is aan Bert:
"Mulder, ik heb in mijn leven vaak momenten gehad dat ik dacht: schoenmaker, hou je in godsnaam bij je leest! Toch kan ik het niet laten mij regelmatig rücksichtslos in een of ander avontuur te storten. Waarna ik vervolgens op de financiële blaren moet zitten. Een mooi voorbeeld hiervan is De Sleepboot. Het is 2007. We waren zes appartementen aan het bouwen op Bonaire. Regelmatig ging ik op en neer om te kijken hoe de bouw vorderde. Die lag tot mijn verbazing om de haverklap stil. Aan de opzichter vroeg ik: waarom gebeurt er niets? Het antwoord: we hebben geen cement meer. Of het zand of grind is op. Deze basisingrediënten voor elke bouwplaats moesten per boot worden aangevoerd, meestal vanuit Venezuela. Maar pas als het cement op was gaat men bestellen. Vooruitdenken is niet het sterkste punt van de Antilliaanse medemens. Dus ik dacht, als dat het probleem is dan ga ik die zooi toch zelf halen? Wat heb je daarvoor nodig? Volgens mij een vrachtschip. Ik deed wat onderzoek en kwam via via in contact met Kapitein b.d. Olieberg. Een aardige vent met veel ervaring. En hij zag er ook uit als een echte zeebonk: grote snor, verweerd gezicht, blik op oneindig naar de horizon. Olieberg zei: dat is in principe een goed idee Bert, alleen moet je geen vrachtschip nemen maar een sleepboot. Met daarachter een barge, zo'n grote diepe bak. Want dan ben je flexibel. Wij samen op een bierviltje wat zitten rekenen. Bleek inderdaad dat het rendabel zou kunnen zijn. Oké Olieberg, duidelijk verhaal, je wordt partner! We heffen het glas. Ik wist dat er op Bonaire twee sleepboten voor anker lagen. Ik neem contact op met Smit Tak in Nederland. Daar krijg ik te horen dat er eentje in de verkoop gaat. Voor een redelijke prijs: 6 ton dollar. We schrijven ons businessplan, vragen een stukje financiering via mijn bank, ik leg een beetje eigen geld in en hup, voor ik het wist had ik een sleepboot! Ik dacht: Bert, je bent nu definitief het kroegbaas-stadium ontstegen! De sleepboot noemde ik de Finnbank, naar mijn dochter Finn.
Ik had al meteen visioenen van een hele vloot. Een soort Onassis van de Benedenwindse Eilanden. Toen moest er zo'n bak, een barge, gevonden worden. Waar vind ik die? In Suriname! Altijd leuk om daarheen te gaan. Olieberg en ik vliegen naar Paramaribo en checken in bij het befaamde Hotel Torarica. De volgende dag gaan we een stuk de Suriname Rivier op. Daar ligt inderdaad een vijfduizend ton barge waar ze vroeger bauxiet mee vervoerden. Olieberg inspecteert hem en geeft er zijn fiat aan. Kosten: tweeënhalve ton dollar. De eerste keer voer ik mee met de Finnbank naar Suriname om die barge op te halen. Dat was fantastisch, maar er dienden zich meteen al wat kleine wolkjes aan de hemel aan. Ik kwam er al snel achter dat de sleepboot niet helemaal honderd procent geschikt was. Het was namelijk een havensleepboot, geen zeesleper. Mijn Finnbank had een ander schroefsysteem en gebruikte daardoor veel meer stookolie. Hij, eigenlijk hoor je "zij" te zeggen, ging ook niet harder dan vierenhalve knoop, een echte zeesleper haalt makkelijk zes knopen. Tijd is geld in de scheepvaart. Maar goed, ik was al voorbij het point of no return. Om alles rendabel te houden namen we ook transporten voor derden aan. Onze klanten betaalden zo'n 100 duizend dollar per vrachtje, enkele reis.
![]() |
De Finnbank met barge ergens in Venezuela |
We kregen een lumineus idee: jongens, die handel gaat lekker, we hebben eigenlijk een grotere bak nodig, we need a bigger barge. Olieberg en ik zoeken. En waar vinden we zo'n ding? In Guyana. Wij vliegen met z'n tweeën naar Georgetown.
Nou, ik ben wel wat gewend Mulder, maar Guyana is een doodeng land. Levensgevaarlijk, bandietencountry. We gingen met gewapende security van ons hotel naar de werf. Daar lag een tienduizendtonner, een joekel van honderd meter lang. Wij kopen hem, en de Finnbank stoomt vanuit thuishaven Willemstad naar Guyana om de nieuwe aanwinst op te halen. Op het vliegveld van Georgetown krijgen we een telefoontje. Of onze sleper, als die terugvaart naar Curaçao, ook nog een andere bak met bouwmateriaal kan oppikken ergens in Venezuela. Kijk, dat is mooi, dat scheelt lekker in de kosten.
Tien dagen later krijg ik het bericht dat het hele varende circus twaalf mijl voor de kust van Curaçao gearriveerd was. Opgewonden mobiliseer ik iedereen van mijn strandtent Zanzibar om de glorieuze intocht van de dubbele sleep te zien. Al het personeel en vrienden en kennissen staan op het strand. En ja hoor, daar komt de Finnbank met de twee barges langsvaren. Geweldig! Gejuich en gejoel. De combinatie ploetert verder westwaarts naar Willemstad. Ik spring in de auto met Olieberg en rij richting het Rif Fort, het bolwerk bij de ingang van de haven, om op de hoge muur de binnenkomst te zien.
Ons eskader komt aanvaren en maakt een scherpe bocht. Waarop Olieberg met een bezorgde blik zegt: 'Ze zitten te dicht bij de kust!' Hij pakt zijn telefoon en zegt tegen de kapitein: die approach is te krap met deze wind, je moet meer naar buiten! De sleepboot moest nu een extra rondje maken. In de ingang van de haven liggen twee enorme boeien, een rode en een groene. In de groene, de duurste, zit allerlei elektronica: navigatie, radar, stromingsmeters, camera's, de hele handel.
De Finnbank maakt een scherpe bocht maar heeft nog die sleep achter zich hangen. En ja hoor, de achterste barge tikt nog net de groene boei aan. Boem! Krak! Plons! Boei verdwijnt naar de diepte. Tien minuten later gaat m'n telefoon. Het is de advocaat van de Curaçao Port Authority. Er komt beslag op het hele zooitje, alles aan de ketting. Overigens wel opvallend, alles gaat hier normaal supertraag, maar sommige dingen functioneren prima en kunnen blijkbaar razendsnel. Er moest meteen afgerekend worden. Wij dachten, oké, pech, maar we zijn verzekerd, toch? Maar, wat blijkt, we waren verzekerd voor de sleepboot plus barge, maar niet voor nog zo'n bak. Vergissing van Olieberg. Foutje van 175 duizend dollar. Oeps!"
© 2022 Martin Mulder
Eindredactie Emilia van Heuven
Comments
Post a Comment