Skip to main content

VLUCHTHEUVEL



Er zijn van die plekken waar een mens geluk kan ervaren. En je hoeft daarvoor niet twaalf uur in een vliegtuig te hangen en vervolgens twee uur in een gammel busje om net dat ene afgelegen strandje te bereiken waar ze voor een symbolisch bedrag cocktails serveren met namen als “Missouri Alligator” of “Plutonium Colada”. Nee, ik spring gewoon op mijn fiets en rij in 4 minuut 30 seconden naar Café Heuvel. Amsterdammers hoef ik verder niets uit te leggen, maar ja, ik weet dat er leven is buiten de Grachtengordel. Dus eerst even een eenvoudige plaatsbepaling: dit klassieke drankhol (bekend van de slogan “Als ik toch sneuvel, dan bij Heuvel”) zit op de hoek Prinsengracht/Spiegelgracht. Men is geneigd deze kroeg onder de categorie “Bruin Café” te plaatsen, maar dat is een te vaag begrip. Er staat weliswaar een gokautomaat (10 bonuspunten) maar er zijn geen tafelkleedjes. Voor een biljart is er geen plek, maar het hangt wel vol met geinige krantenkoppen en bankbiljetten uit obscure bananenrepublieken (5 bonuspunten). De eerlijkheid gebiedt mij echter te zeggen dat ik zelden binnen zit, maar buiten op het terras. Dit betekent dat mijn bezoek aan Heuvel nogal seizoensgebonden is. Ook het tijdslot is van cruciaal belang. Bij mooi weer probeer ik zo rond half vijf een stoel te bemachtigen aan de Spiegelgracht-kant. Ik wacht even tot Kitty of Paul langskomen (het bordje “please order inside” is alleen van toepassing op toeristen) en bestel. De middelmatige kwaliteit van de wijn neem ik graag voor lief met het oog op het spektakel dat zo gaat beginnen. Maar eerst nog even wat over de clientele van Heuvel. De meeste cafés in Amsterdam zijn er voor een specifieke doelgroep. Hipsters, toeristen, mopperende oude Mokummers, gays&lesbo’s en het hele alfabet van onderdrukte individuen, expats, kunstenaars, ze hebben allemaal hun eigen Praathuis. Horeca met een interessante mix van al deze groepen wordt steeds zeldzamer. Heuvel is nog zo’n plek waar je ze allemaal tegenkomt. Hoewel dus voor alle gezindten, is er wel degelijk sprake van een harde kern van vaste klanten. Die bestaat voornamelijk uit galerie-houders en medewerkers van de kunsthandels die in de naburige Nieuwe Spiegelstraat gevestigd zijn. (Hen hoor je overigens niet klagen over de drukte in dit zgn.“Museum District”). Verder houden filmproducent/dandy Matthijs van Heijningen en zijn charmante vrouw Geurtje hier regelmatig audiëntie. En dan nog de usuals suspects: schrijvers van nog te publiceren romans, olieverf-plamuurders en iemand die “altijd een leuk pandje te koop heeft”. Zij hebben allemaal, volgens een geheimzinnig protocol, hun eigen plek. Het heeft even geduurd voor ik er achter kwam waar ik wel en niet kon gaan zitten. Maar zoals gezegd, tussen de F-side van Heuvel zijn ook argeloze toeristen en toevallige passanten welkom. En uw verslaggever. Zo rond kwart voor vijf begint het verkeer goed op gang te komen.
-
-

Eigenlijk is “gang” niet het juiste woord, want de snelheid gaat er juist met de minuut steeds meer uit en transformeert langzaam maar zeker tot een Grachtengordiaanse knoop. Voornaamste aanjager van deze explosieve mix is het Opgefokte Amsterdamse Fietsertje, vanaf nu “OAF” genaamd. Niet het soort dat uitblinkt in geduld, beleefdheid en compassie met hen die de belangrijkste ongeschreven Amsterdamse fietswet (“Opzouten!!”) niet kennen. Zo rond vijf uur bereikt het pandemonium een hoogtepunt. Ik bestel nog een slappe wijn en ga er lekker voor zitten, gezicht in de zon die prachtig ondergaat langs de gevels van de gracht. Op het kleine kruispunt komen nu auto’s, horden toeristen, scooters en een armada van OAF’s met elkaar in schitterend conflict. De auto’s worden óf bestuurd door gestresste bezorgers van pakketdiensten óf door out-of-town automobilisten die als zombies achter hun navigatie aanrijden die nog vrolijk aangeeft dat je rechtdoor kan rijden richting Keizersgracht. Tja, das war einmal…
Toeristen die richting Rijksmuseum wandelen zijn ten prooi aan verwarring veroorzaakt door een kakofonie van borden. Die geven inderdaad, na enig bestuderen, aan dat je als voetganger moet oversteken naar de linkerkant. Maar het met struikjes afgescheiden pad ziet er aantrekkelijk uit als een veilige verlenging van het trottoir zodat vele toeristen hiervoor kiezen. Daar worden ze vervolgens bijna vermorzeld door scheldende en bellende OAF”s, die, omdat het fietspad daar behoorlijk Heuvelafwaarts gaat, in duizelingwekkende snelheid omlaag knallen.
Brave automoblisten die netjes wachten met rechtsaf slaan tot er een gaatje komt in de stroom fietsers (kan even duren) worden door het achteropkomend verkeer toeterend tot actie gemaand. Ik zat laatst naast twee Romeinen (niet van die verkleede figuranten waar je voor geld mee op de foto kan maar gewoon bewoners van de Eeuwige Stad). Je zou zeggen dat ze daar wel wat gewend zijn qua verkeer. Maar met een combinatie van afgrijzen en fascinatie keken ze hoofdschuddend naar het collectieve kamikaze-gedrag en het gemak waarmee ouders hun soms hele kleine kinderen door deze urban jungle loodsen.


















Het is echter niet alleen deze verrukkelijke anarchie waar ik een grijns van op mijn gezicht krijg. Het Amsterdamse Fietsertje mag dan wel opgefokt zijn maar wat ziet iedereen (en vooral de dames) er geweldig uit! Ik durf als ongeneselijk hetero in deze tijden nauwelijks meer te genieten van al dat fraais, maar klamp mij vast aan een bekend citaat van Picasso: “The day we stop looking is the day we die”. (Of is deze opmerking inmiddels ook al verdacht?)
En dan het materiaal: ik kijk elke keer mijn ogen uit bij het zien van deze bonte parade van fonkelende rijwielen in alle vormen, maten kleuren en uitvoeringen. Op het terras van Heuvel is goed zien dat wij, (zoals ik al in mijn post “Country Club Nederland” schreef), in een zeer welvarend en “gaaf” land wonen. (Deze laatste observatie is van onze eigen fietsende minister-president).
Kortom, ga zelf maar ‘s kijken. Qua fijnstof en wijn misschien niet het beste terras, maar van zo’n uurtje Amsterdamse anarchie word
ík heel gelukkig.
































Comments

Popular posts from this blog

CURAÇAO

In 1992 nam ik de rigoreuze beslissing te verhuizen naar Cura ç ao. Ik was bijna veertig maar de eerste vage contouren van een midlife-crisis dienden zich reeds aan. Mijn werk als freelance-cameraman was in full swing, aan spannende klussen geen gebrek, maar er knaagde iets. Hoe nu verder, is that all there is ?  Twee niet onbelangrijke factoren speelden mede een rol: Ten eerste vielen er steeds meer blauwe enveloppen op de deurmat. Ik was destijds een typische creative, veel te druk met groots en meeslepend leven. Op tijd belasting betalen had niet mijn hoogste prioriteit. Live know, pay later was het na ïe ve motto van mij en vele van mijn collega’s. Naast deze fiscale struisvogel-politiek (waar ik later natuurlijk zwaar voor moest boeten en bloeden) speelde er ook een ander, meer persoonlijk dilemma. Mijn toenmalige vriendin maakte mij na twee jaar verkering op allerlei manieren duidelijk dat haar biologische klokje steeds harder begon te tikken. Een geluid da...

MOPPERENDE MIDDENSTANDER

Het zal niemand zijn ontgaan: warenhuis Hudson's Bay heeft definitief het loodje gelegd en trekt zich met hangende pootjes terug uit Nederland. Wat retailexperts de laatste weken met veel aplomb hebben uitgelegd over deze marketingblunder zagen we natuurlijk al vanaf day one aankomen. Het paradepaardje van dit Canadese warenhuis ging in 2017 open, gehuisvest in een nieuw opgetrokken pand op het Rokin. Een misbaksel dat op miraculeuze wijze goedgekeurd werd door het stadhuis. (Vroeger "Kremlin a/d Amstel" genoemd, thans "Hoofdkwartier van de Groene Khmer.") Technisch gezien was Hudson's Bay slechts de huurder van dit architectonisch affront vlak bij de Dam. Voor de werknemers lijkt de sluiting vervelend, maar het goede nieuws is dat door het schreeuwend tekort aan winkelpersoneel ze slechts het Rokin hoeven over te steken om meteen aan de slag te gaan bij bijvoorbeeld de Japanse nieuwkomer Uniqlo. (Een concept waarvan ik denk: die gaat h...

Een slepende affaire

Vorig jaar kreeg ik een interessant verzoek. Of ik als ghostwriter het levensverhaal wilde optekenen van mijn goede vriend Bert Evers. Verhalen in de categorie van krantenjongen tot miljonair zijn er in overvloed, maar het traject dat Bert aflegde is tamelijk opmerkelijk. Begin jaren negentig leerde ik hem kennen tijdens mijn eerste klus op Curaçao. Het betrof een speciale Antilliaanse editie van het praatprogramma van Tineke de Nooij. Het klikte meteen tussen Bert, mij en het eiland. Ik zou daarna nog een aantal keren terugkeren voor diverse andere opnames. De vriendschap werd hechter en uiteindelijk zou ik zelf, op de hielen gezeten door de Inspecteur én diverse dames, bijna drie jaar op het eiland bivakkeren. De carrière van Bert Evers zag er aanvankelijk niet rooskleurig uit. Hij werd begin jaren vijftig geboren in de Mercatorbuurt in Amsterdam-West, als zoon en kleinzoon van hardwerkende café-uitbaters.  Het Mercatorplein in Amsterdam Oud-West Behept met een lichte stotter en ...