Skip to main content

THE IPOD SHUFFLE



Uit pure verveling scharrel ik een beetje door het huis. Ik heb zojuist in de ochtendkrant gelezen dat “vervelen” en “lummelen” zeer heilzaam is in deze jachtige tijden. Maar dat wist ik natuurlijk al heel lang, eindelijk gerechtigheid! Bij de Wereldkampioenschappen “Lanterfanten” zou ik zeker op het erepodium verschijnen. Nu ik de zegen heb van allerlei deskundigen kan ik mij zonder gewetensbezwaar wijden aan diverse zinloze bezigheden. Ik ga naar zolder en trek een willekeurig laatje open van een stoffig kastje. Tussen een Zwitsers zakmes, een paar sleutels die niemand ooit gemist heeft en een krom schroevendraaiertje vind ik zowaar mijn ouwe trouwe Ipod terug. “Jongen dat is een gelukkie, was dat prentje jaren kwijt” klinkt het meteen in mijn hoofd. Deze zin uit de iconische “Zuiderzeeballade” was in mijn jeugd al een behoorlijk oubollig liedje maar het heeft zich blijkbaar toch ergens in mijn geheugen genesteld. De nostalgie die moddervet van dit nummer afdruipt is ook van toepassing op dit nu alweer bijna in de vergetelheid geraakte technische wondertje. Want dat was het, de Ipod die Steve Jobs presenteerde in 2001.


Het veroorzaakte net zo’n revolutie als de Sony Walkman eind jaren ’70. (En terwijl ik dit opschrijf flitst er, vanuit de krochten van mijn interne harde schijf, het beeld op van een ander baanbrekend apparaatje, namelijk de Persil transistor. Dit was in feite een klein Sharp radiootje die mijn moeder met spaarzegels van het wasmiddel Persil bij elkaar schuimde. Via dit blauwe doosje was Radio Veronica te beluisteren maar, nog belangrijker, ook Radio Luxemburg en Radio Caroline).


Maar nu niet al te nostalgisch afdwalen Mulder, back to Steve Jobs. Zijn legendarische presentatie van de eerste Ipod, zoals te zien op YouTube, is een beeldfragment in de categorie “ A small step for man, giant leap for mankind”. De voorganger van de Ipod, de eerder genoemde Sony Walkman was destijds ook baanbrekend, maar door de geluidsdrager, het cassettebandje, was het nogal omslachtig in het gebruik. Door- en terugspoelen om je favoriete nummer te vinden vereiste veel geduld, het ding vrat batterijen en Bandsalat was een steeds terugkerende ergernis.



De Ipod maakte een einde aan al deze ongemakken. Het ding communiceerde direct via je computer met je muziekverzameling en je kon de hele handel snel en eenvoudig updaten. De Ipod die ik nu uit dit verborgen laatje opduik is de 120G versie, destijds eentje uit de categorie MF’s (Motherfuckers), met een voor die tijd enorme capaciteit.
Met een gelukzalige glimlach op mijn gezicht laat ik hem in mijn hand ronddraaien, voorkant mooi matgrijs, achterkant glimmend aluminium. Ik druk op het zgn scrollwheel maar er gebeurt natuurlijk niets. Dan valt mijn oog op een ander laatje met daarop een stukje wit tape waarop staat “div pluggen en kabels”. Ik begin nu opgewonden te graaien, op zoek naar een lader en het juiste snoertje. Dat valt natuurlijk niet mee, als je iets kan overlaten aan de techmafia dan is het wel het continu veranderen van systemen en standaarden. Maar uiteindelijk vind ik toch de juiste combinatie. Het brede plugje friemel ik onderin de Ipod en met enig gevoel voor drama doe ik de lader in het stopcontact. Geen plofje of vonk of geur van verbrande electronica. Ik kijk gebiologeerd naar het kleine ledschermpje. Langzaam komt het tot ding tot leven, een vaag plaatje gloeit op. Ik herken het batterij-icoontje dat aangeeft dat het laadproces begonnen is. (“It’s alive, it’s alive!” roept Gene Wilder in de geniale Mel Brooks film “Young Frankenstein” die ook vanwege de gedenkwaardige bijrol van Marty Feldman nog steeds meesterlijk is).


Het is nu zaak om de boel niet te forceren. De patient moet heel langzaam uit zijn jarenlange coma ontwaken. Met veel zelfbeheersing besluit ik eerst rustig koffie te drinken en een boterhammetje te eten. Pas een klein half uur later durf ik weer naar mijn laboratorium terug te gaan. Ik druk op de centrale knop van de Ipod. Het scherm licht nu op in al zijn glorie, halleluja! Ik ontkoppel het laadkabeltje en plug mijn Sennheiser HD 40 koptelefoon in. Nogmaals een druk op de knop en het vertrouwde menuscherm duikt op. Click! Playlist. Click! Album. Daar verschijnt, netjes alfabetisch bovenaan: “Abattoir Blues” van Nick Cave. Click! Get ready for love, het eerste nummer van deze geweldige plaat dendert keihard in mijn koptelefoon. En op het schermpje verschijnt het hoesje van de CD die ik jaren geleden in mijn computer had geschoven. Halleluja, praise Steve Jobs!
( "He performs wonders that cannot be fathomed, miracles that cannot be counted" Job 9:10)
Ik maak een rondedansje op zolder, trek daarbij de Ipod van het kastje maar kan hem nog net opvangen. Voorzichtig Mulder, deze Ipod werkt nog met een heel klein harddiscje. Ik realiseer me dat mijn euforie enigszins hysterisch zal overkomen op de hedendaagse muziekconsument. Het all-you-can-listen muziekbuffet van Spotify e.d. heeft er voor gezorgd dat we overal, altijd en onbeperkt alle muziek kunnen beluisteren. Dat iemand anno 2019 onder de indruk is van de 14085 nummers die fysiek op mijn herboren Ipod blijken te staan is onwaarschijnlijk. Maar ik ben wel degelijk onder de indruk. Al die nummers zijn ooit zorgvuldig uitgekozen, gekocht of geleend. En nul illegale downloads. Want daarin ben ik altijd consequent het braafste jongetje van de klas geweest. Artiesten dienen via de gebruikelijke kanalen hun royalties te ontvangen. In de hoogtijdagen van het illegaal downloaden van muziek zei iemand tegen mij: “Ja, maar het is toch heel makkelijk om nummers te rippen?” Mijn standaard antwoord was dan: “Ja, maar het is ook heel makkelijk om elke dag bij Albert Heijn iets kleins in je zak te frommelen. En daar is een woord voor: diefstal".
(De CD’s die ik leende kwamen overigens van de Openbare Bibliotheek waar je 1 euro per CD aan Buma/Stemra rechten betaalde. Tot zover Dominee Mulder).
Een andere herontdekking van de wonderbaarlijke wederopstanding van mijn Ipod was de zgn. Shuffle, het volkomen willekeurig afspelen van alle nummers. Ook dat klinkt vandaag de dag nauwelijks spectaculair, maar toen ik deze instelling had geactiveerd ging er een wereld voor mij open. Het woord “eclectisch” is een beetje modieus aan het worden, maar ik durf zonder enige schroom te zeggen dat de collectie op mijn gereanimeerde muzikale toverdoos in deze categorie valt. En in dit geval is “eclectisch” een deftig woord voor “een vrolijke potpourri”.
Opgepoetst en volledig opgeladen neem ik ‘m mee op onze Italiaanse Grand Tour.
Ik geniet onderweg vervolgens van: The Isley Brothers, Frank Sinatra, David Sylvian, Mahler, Bach, Robert Wyatt, Serge Gainsbourg, Toots (zowel die van The Maytals alsmede Tielemans), Bob Seger, Maria Dolores Pradera, Public Enemy, Gerry Mulligan, Scarlatti, Fela Kuti, The Ramones, Jah Wobble, Rage Against The Machine, Faure,Tom Waits, Dusty Springfield, Chopin, Traffic en Vele Anderen.
En wie kwam er ter hoogte van Tivoli langs? Inderdaad, van de CD “Hollands Glorie” niemand minder dan Sylvain Poons met zijn klassieker.

Jongen dat is een gelukkie
Was dat prentje jaren kwijt
Nu heb ik weer een stukkie
   Van die goeie ouwe tijd

-------------------------------------------------------------------------------------------------




Comments

Popular posts from this blog

CURAÇAO

In 1992 nam ik de rigoreuze beslissing te verhuizen naar Cura ç ao. Ik was bijna veertig maar de eerste vage contouren van een midlife-crisis dienden zich reeds aan. Mijn werk als freelance-cameraman was in full swing, aan spannende klussen geen gebrek, maar er knaagde iets. Hoe nu verder, is that all there is ?  Twee niet onbelangrijke factoren speelden mede een rol: Ten eerste vielen er steeds meer blauwe enveloppen op de deurmat. Ik was destijds een typische creative, veel te druk met groots en meeslepend leven. Op tijd belasting betalen had niet mijn hoogste prioriteit. Live know, pay later was het na ïe ve motto van mij en vele van mijn collega’s. Naast deze fiscale struisvogel-politiek (waar ik later natuurlijk zwaar voor moest boeten en bloeden) speelde er ook een ander, meer persoonlijk dilemma. Mijn toenmalige vriendin maakte mij na twee jaar verkering op allerlei manieren duidelijk dat haar biologische klokje steeds harder begon te tikken. Een geluid da...

MOPPERENDE MIDDENSTANDER

Het zal niemand zijn ontgaan: warenhuis Hudson's Bay heeft definitief het loodje gelegd en trekt zich met hangende pootjes terug uit Nederland. Wat retailexperts de laatste weken met veel aplomb hebben uitgelegd over deze marketingblunder zagen we natuurlijk al vanaf day one aankomen. Het paradepaardje van dit Canadese warenhuis ging in 2017 open, gehuisvest in een nieuw opgetrokken pand op het Rokin. Een misbaksel dat op miraculeuze wijze goedgekeurd werd door het stadhuis. (Vroeger "Kremlin a/d Amstel" genoemd, thans "Hoofdkwartier van de Groene Khmer.") Technisch gezien was Hudson's Bay slechts de huurder van dit architectonisch affront vlak bij de Dam. Voor de werknemers lijkt de sluiting vervelend, maar het goede nieuws is dat door het schreeuwend tekort aan winkelpersoneel ze slechts het Rokin hoeven over te steken om meteen aan de slag te gaan bij bijvoorbeeld de Japanse nieuwkomer Uniqlo. (Een concept waarvan ik denk: die gaat h...

Een slepende affaire

Vorig jaar kreeg ik een interessant verzoek. Of ik als ghostwriter het levensverhaal wilde optekenen van mijn goede vriend Bert Evers. Verhalen in de categorie van krantenjongen tot miljonair zijn er in overvloed, maar het traject dat Bert aflegde is tamelijk opmerkelijk. Begin jaren negentig leerde ik hem kennen tijdens mijn eerste klus op Curaçao. Het betrof een speciale Antilliaanse editie van het praatprogramma van Tineke de Nooij. Het klikte meteen tussen Bert, mij en het eiland. Ik zou daarna nog een aantal keren terugkeren voor diverse andere opnames. De vriendschap werd hechter en uiteindelijk zou ik zelf, op de hielen gezeten door de Inspecteur én diverse dames, bijna drie jaar op het eiland bivakkeren. De carrière van Bert Evers zag er aanvankelijk niet rooskleurig uit. Hij werd begin jaren vijftig geboren in de Mercatorbuurt in Amsterdam-West, als zoon en kleinzoon van hardwerkende café-uitbaters.  Het Mercatorplein in Amsterdam Oud-West Behept met een lichte stotter en ...