Het was in die tijd van het Tweede Huisje in Frankrijk. Tout Amsterdam reed in de vakanties en
tijdens feestdagen en masse zuidwaarts
naar pittoreske oude boerderijtjes in de Dordogne, Morvan of Provence. Maar niet mijn goede vriendin
Barbara en haar familie. Zij koersten pal noordoost naar het Groningse
Finsterwolde, het Vladivostok van Nederland, om daar te bivakkeren in een oud
landarbeiders-huisje aan de rand van het dorp. Finsterwolde had in de jaren ’50
en ’60 de reputatie van een heus “communisten-bolwerk”.
In het mooie boek De Graanrepubliek van Frank Westerman wordt de roerige geschiedenis van deze uithoek prachtig geschetst. De korte versie van dit fascinerende verhaal: dit gebied was tot voorbij de eerste helft van de 20e eeuw een plek waar ouderwetste, bijna feodale herenboeren de lokale bevolking voor een hongerloontje lieten werken op de weerbarstige kleivelden. Het waren norse en stugge grootgrondbezitters die vaak tevens eigenaren waren van de strokartonfabrieken waar arbeiders onder dezelfde erbarmelijke omstandigheden moesten ploeteren. Het is dus gemakkelijk te begrijpen dat de communistische idealen juist hier een voedingsbodem vonden. De CPN (Communistische Partij Nederland) werd in Finsterwolde dan ook gemakkelijk de allergrootste partij, tot grote schrik van de gevestigde politiek. Hoewel de communisten dus op democratische wijze de dominante politieke factor waren geworden in Finsterwolde, werd er uit voorzorg vanuit Den Haag een “volkscommissaris” gestationeerd om de boel in te gaten te houden. En zo nodig bij te sturen: in 1951 werd de voltallige gemeenteraad afgezet. De Koude Oorlog begon goed op gang te komen. Finsterwolde werd dus, als het Gallische dorpje uit Asterix & Obelisk, een serieuze risicofactor. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit heldhaftige dorpje op de sympathie kon rekenen van vele “geëngageerde” kunstenaars uit het Westen en de rest van het land. Bovendien, en dat was voor de sappelende kunstenaar minstens zo aanlokkelijk, kon je daar voor symbolische bedragen boerderijen, schuren en huisjes kopen. Zo ontstond er, begin jaren ’60, spontaan een kleine kunstenaars-enclave in en om Finsterwolde. Minder chique dan Bergen of Laren, maar toch heeft zich daar korte tijd een groep schilders, beeldhouwers, schrijvers, en ander creatief volk gevestigd van enige naam en faam. Onder hen o.a. Pieter Holstein, Karl Pelgrom, Siep van den Berg, Chris Verbeek en Gjalt Blaauw. Wie dit artistieke vliegwiel nog sneller liet draaien was de verlichte mecenas Albert Waalkens.
Zelf welgestelde zoon van zo’n ouderwetse grootgrondbezitter, was Waalkens al vroeg gecharmeerd van moderne kunst en ontpopte zich als sponsor van de beeldhouwkunst en met name land art. (De Amerikaanse kunstenaar Dennis Oppenheim kreeg in 1969 van Waalkens carte blanche om een aantal “creatieve ingrepen” in het landschap te doen.)
Verder liet hij na een grote brand een voor die regio uiterst moderne galerie/woonhuis ontwerpen. Galerie Waalkens, ontworpen door architect Gunnar Daan, werd zo zelfs in de randstedelijke kunstwereld een begrip en Finsterwolde stond ineens op de kaart.
Via mijn vriendin Barbara leerde ik al snel een van die kunstenaars kennen, Stephan Berkhemer. Hij was zelf schilder en beeldhouwer en was vanuit de regio Arnhem naar het barre noordoosten getrokken. In Hongerige Wolf, een buurtschap van een paar huizen zo’n drie kilometer ten oosten van Finsterwolde, had hij daar voor een luttel bedrag een huis en werkplaats gekocht. In die loods begon hij een eigen bronsgieterij waar hij, naast zijn eigen werk, ook beelden goot voor anderen.
We raakten innig bevriend en Stephan suggereerde, na talloze logeerpartijen, dat ik een kleine hut zou kopen die ik vervolgens op het stukje land naast zijn woonhuis mocht neerzetten. Dan had ik een eigen plek en kon vervolgens altijd langs- en bijkomen. Ik schafte een oude schaftkeet aan (tataa!) en bouwde deze om tot wat nu een tiny house zou heten. Nu had ook ik mijn eigen datsja in Vladivostok, NL.
En inderdaad, het voelde daar een beetje of je in het decor zat van een Tsjechov of Dostojevski-verhaal. Een voorbeeld: Drie huizen verderop woonde de schrijver Richard Klinkhamer, die vaak bij Stephan en mij langskwam om veel bier te drinken. Klinkhamer had net zijn eerste spraakmakende roman Gehoorzaam als een hond gepubliceerd (met een omslagontwerp van Berkhemer) waarin hij zijn belevenissen beschreef in het vreemdelingenlegioen in Noord-Afrika.
De schrijver woonde zelf ook in een klein voormalig landarbeidershuisje, samen met zijn vrouw die overdag werkte als verpleegster in het ziekenhuis van Winschoten. Op een koude avond in januari 1991, na een periode van twaalf dagen nonstop werken, reed ik op mijn laatste reserves de 230 keiharde kilometers in mijn ouwe trouwe Chevrolet Caprice naar het hoge noorden om een paar dagen naar de horizon te staren en “bij te tanken” en rond te rijden op mijn oude Porsche tractor.
Ik meldde mij omstreeks middernacht traditiegetrouw eerst bij Stephan. Aan de grote keukentafel kwam ik langzaam bij met een groot glas wijn en vroeg belangstellend aan Stephan: “Zo jongen, hoe gaat het hier?” Hij antwoordde “Nou Mulder, de vrouw van Klinkhamer is al een paar dagen zoek. Ze hebben haar fiets gevonden bij het station, ik ben er niet gerust op...” Ik vroeg “Hoe bedoel je?”
In het mooie boek De Graanrepubliek van Frank Westerman wordt de roerige geschiedenis van deze uithoek prachtig geschetst. De korte versie van dit fascinerende verhaal: dit gebied was tot voorbij de eerste helft van de 20e eeuw een plek waar ouderwetste, bijna feodale herenboeren de lokale bevolking voor een hongerloontje lieten werken op de weerbarstige kleivelden. Het waren norse en stugge grootgrondbezitters die vaak tevens eigenaren waren van de strokartonfabrieken waar arbeiders onder dezelfde erbarmelijke omstandigheden moesten ploeteren. Het is dus gemakkelijk te begrijpen dat de communistische idealen juist hier een voedingsbodem vonden. De CPN (Communistische Partij Nederland) werd in Finsterwolde dan ook gemakkelijk de allergrootste partij, tot grote schrik van de gevestigde politiek. Hoewel de communisten dus op democratische wijze de dominante politieke factor waren geworden in Finsterwolde, werd er uit voorzorg vanuit Den Haag een “volkscommissaris” gestationeerd om de boel in te gaten te houden. En zo nodig bij te sturen: in 1951 werd de voltallige gemeenteraad afgezet. De Koude Oorlog begon goed op gang te komen. Finsterwolde werd dus, als het Gallische dorpje uit Asterix & Obelisk, een serieuze risicofactor. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit heldhaftige dorpje op de sympathie kon rekenen van vele “geëngageerde” kunstenaars uit het Westen en de rest van het land. Bovendien, en dat was voor de sappelende kunstenaar minstens zo aanlokkelijk, kon je daar voor symbolische bedragen boerderijen, schuren en huisjes kopen. Zo ontstond er, begin jaren ’60, spontaan een kleine kunstenaars-enclave in en om Finsterwolde. Minder chique dan Bergen of Laren, maar toch heeft zich daar korte tijd een groep schilders, beeldhouwers, schrijvers, en ander creatief volk gevestigd van enige naam en faam. Onder hen o.a. Pieter Holstein, Karl Pelgrom, Siep van den Berg, Chris Verbeek en Gjalt Blaauw. Wie dit artistieke vliegwiel nog sneller liet draaien was de verlichte mecenas Albert Waalkens.
Zelf welgestelde zoon van zo’n ouderwetse grootgrondbezitter, was Waalkens al vroeg gecharmeerd van moderne kunst en ontpopte zich als sponsor van de beeldhouwkunst en met name land art. (De Amerikaanse kunstenaar Dennis Oppenheim kreeg in 1969 van Waalkens carte blanche om een aantal “creatieve ingrepen” in het landschap te doen.)
Verder liet hij na een grote brand een voor die regio uiterst moderne galerie/woonhuis ontwerpen. Galerie Waalkens, ontworpen door architect Gunnar Daan, werd zo zelfs in de randstedelijke kunstwereld een begrip en Finsterwolde stond ineens op de kaart.
Via mijn vriendin Barbara leerde ik al snel een van die kunstenaars kennen, Stephan Berkhemer. Hij was zelf schilder en beeldhouwer en was vanuit de regio Arnhem naar het barre noordoosten getrokken. In Hongerige Wolf, een buurtschap van een paar huizen zo’n drie kilometer ten oosten van Finsterwolde, had hij daar voor een luttel bedrag een huis en werkplaats gekocht. In die loods begon hij een eigen bronsgieterij waar hij, naast zijn eigen werk, ook beelden goot voor anderen.
We raakten innig bevriend en Stephan suggereerde, na talloze logeerpartijen, dat ik een kleine hut zou kopen die ik vervolgens op het stukje land naast zijn woonhuis mocht neerzetten. Dan had ik een eigen plek en kon vervolgens altijd langs- en bijkomen. Ik schafte een oude schaftkeet aan (tataa!) en bouwde deze om tot wat nu een tiny house zou heten. Nu had ook ik mijn eigen datsja in Vladivostok, NL.
En inderdaad, het voelde daar een beetje of je in het decor zat van een Tsjechov of Dostojevski-verhaal. Een voorbeeld: Drie huizen verderop woonde de schrijver Richard Klinkhamer, die vaak bij Stephan en mij langskwam om veel bier te drinken. Klinkhamer had net zijn eerste spraakmakende roman Gehoorzaam als een hond gepubliceerd (met een omslagontwerp van Berkhemer) waarin hij zijn belevenissen beschreef in het vreemdelingenlegioen in Noord-Afrika.
De schrijver woonde zelf ook in een klein voormalig landarbeidershuisje, samen met zijn vrouw die overdag werkte als verpleegster in het ziekenhuis van Winschoten. Op een koude avond in januari 1991, na een periode van twaalf dagen nonstop werken, reed ik op mijn laatste reserves de 230 keiharde kilometers in mijn ouwe trouwe Chevrolet Caprice naar het hoge noorden om een paar dagen naar de horizon te staren en “bij te tanken” en rond te rijden op mijn oude Porsche tractor.
Ik meldde mij omstreeks middernacht traditiegetrouw eerst bij Stephan. Aan de grote keukentafel kwam ik langzaam bij met een groot glas wijn en vroeg belangstellend aan Stephan: “Zo jongen, hoe gaat het hier?” Hij antwoordde “Nou Mulder, de vrouw van Klinkhamer is al een paar dagen zoek. Ze hebben haar fiets gevonden bij het station, ik ben er niet gerust op...” Ik vroeg “Hoe bedoel je?”
“Ik ben bang dat-ie haar vermoord heeft”.
Het verhaal is verder genoegzaam bekend en is de geschiedenis ingegaan als een van de grotere Nederlandse recherche-blunders: Hoewel iedereen ervan uit ging dat Klinkhamer inderdaad de verdwijning van zijn vrouw op zijn geweten had, heeft het negen(!) jaar geduurd voordat, bij toeval, het lichaam werd ontdekt onder het tuinhuisje van het huis van de schrijver dat inmiddels al twee keer was doorverkocht. (Het hele verhaal wordt gedetailleerd beschreven in ”Klinkhamer, een leven tussen woord en moord” van journalist Martijn Meijer). Mijn vriend Stephan had echter al ver voor “de Zaak Klinkhamer” geen hoge dunk van de lokale veldwachters. Ooit had hij een groot bronzen beeld gegoten voor een tandarts uit Winschoten. Na een half jaar aandringen was het afgesproken bedrag van een paar honderd gulden nog steeds niet betaald. Het geduld van Stephan was op een gegeven moment op. Nadat hij zich met zijn maatje Jan “de Vogelman” met een paar biertjes moed had ingedronken besloten ze het beeld dan maar weer terug te halen. Ze wisten dat de tandarts een paar dagen weg was, braken in in zijn villa, en namen het beeld mee terug. Met medeneming van een paar mooie flessen Bordeaux, als genoegdoening. Een week later stopte er een politiebusje voor het huis van Stephan. Hij werd opgepakt en in de boeien geslagen. Ook Jan de Vogelman werd opgehaald en de verdachten werden meegenomen naar het politiebureau te Winschoten voor verhoor. De aanklacht was inbraak, ontvreemding van een kunstwerk en wijn en vernieling van een kostbare vaas die gesneuveld was tijdens het onhandig forceren van het achterraam. Ze werden ieder in een ander kamertje gezet. Na een tijdje kwam een rechercheur binnen bij Stephan. De rechercheur pakte een stoel en draaide die een halve slag om. Met de armen over elkaar op de stoelleuning leunde hij ver voorover, keek Stephan strak aan en zei (Het Groningse accent moet je er maar even bij denken): “Berkhemer, beken maar, je maat heeft doorgeslagen!”
Er is in 1997 een mooie docu gemaakt over Finsterwolde aan de hand van het leven van kunstenaar Karel Pelgrom door Jord den Hollander en Barbara Kist getiteld "Groeten uit Finsterwolde". Binnenkort in herhaling op het themakanaal NTR Extra
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------Het verhaal is verder genoegzaam bekend en is de geschiedenis ingegaan als een van de grotere Nederlandse recherche-blunders: Hoewel iedereen ervan uit ging dat Klinkhamer inderdaad de verdwijning van zijn vrouw op zijn geweten had, heeft het negen(!) jaar geduurd voordat, bij toeval, het lichaam werd ontdekt onder het tuinhuisje van het huis van de schrijver dat inmiddels al twee keer was doorverkocht. (Het hele verhaal wordt gedetailleerd beschreven in ”Klinkhamer, een leven tussen woord en moord” van journalist Martijn Meijer). Mijn vriend Stephan had echter al ver voor “de Zaak Klinkhamer” geen hoge dunk van de lokale veldwachters. Ooit had hij een groot bronzen beeld gegoten voor een tandarts uit Winschoten. Na een half jaar aandringen was het afgesproken bedrag van een paar honderd gulden nog steeds niet betaald. Het geduld van Stephan was op een gegeven moment op. Nadat hij zich met zijn maatje Jan “de Vogelman” met een paar biertjes moed had ingedronken besloten ze het beeld dan maar weer terug te halen. Ze wisten dat de tandarts een paar dagen weg was, braken in in zijn villa, en namen het beeld mee terug. Met medeneming van een paar mooie flessen Bordeaux, als genoegdoening. Een week later stopte er een politiebusje voor het huis van Stephan. Hij werd opgepakt en in de boeien geslagen. Ook Jan de Vogelman werd opgehaald en de verdachten werden meegenomen naar het politiebureau te Winschoten voor verhoor. De aanklacht was inbraak, ontvreemding van een kunstwerk en wijn en vernieling van een kostbare vaas die gesneuveld was tijdens het onhandig forceren van het achterraam. Ze werden ieder in een ander kamertje gezet. Na een tijdje kwam een rechercheur binnen bij Stephan. De rechercheur pakte een stoel en draaide die een halve slag om. Met de armen over elkaar op de stoelleuning leunde hij ver voorover, keek Stephan strak aan en zei (Het Groningse accent moet je er maar even bij denken): “Berkhemer, beken maar, je maat heeft doorgeslagen!”
Er is in 1997 een mooie docu gemaakt over Finsterwolde aan de hand van het leven van kunstenaar Karel Pelgrom door Jord den Hollander en Barbara Kist getiteld "Groeten uit Finsterwolde". Binnenkort in herhaling op het themakanaal NTR Extra
Comments
Post a Comment