Hier uw grumpy old verslaggever met alweer een verslag uit de Hoofdstedelijke loopgraven.
Het ontbreekt de Amsterdammer niet bepaald aan zelfvertrouwen. Ik kan het weten want ik ben er zelf een: geboren in de Jan Hanzenstraat, Kinkerbuurt, Amsterdam-West. De branie waarmee wij de wereld tegemoet treden is altijd aanwezig. Soms subtiel maar meestal luidruchtig en recht-voor-zijn-raap. En wij koesteren dit gedrag. Dat men buiten de stadspoorten daar anders over denkt zal ons een zorg zijn. De spreekwoordelijke Amsterdamse humor, kapsones en adremheid (is dat een woord?) is echter geen mythe, die bestaat gelukkig nog steeds. Ik zat laatst naast mijn gabber Schele Ben (want “vriend” klinkt alweer iets te provinciaal) in zijn gedeukte Saab cabrio. Warme zomerdag, verschoten en gescheurde kapje naar beneden. Op het kruispunt Rozengracht/Keizersgracht is het de gebruikelijke chaos. We staan schuin vast op de tramrails, klem tussen toeristen, taxi’s en een slordig geparkeerd bouwvakkersbusje. Gevalletje patstelling. Lijn 17 giert piepend en nijdig door de bocht uit de Raadhuisstraat en komt wielknarsend tot stilstand vlak voor onze bumper. Kling kling kling! Ben blijft stoïcijns. De bestuurder van de tram draait zijn smalle raampje aan de zijkant open en roept: “Ken jij niet met dat verroeste koekblik van de rails!” Ben kijkt hem aan en zegt: “Ja, ik wel, maar jij niet!” Van dit soort anekdotes zijn er talloze. Amsterdams bijdehand zijn is één ding, maar met de snoeverij en zelfingenomenheid van mijn stadsgenoten heb ik steeds meer moeite.
Dagblad Het Parool (de Winschoter
Courant van de hoofdstad) is de spreekbuis van diegene die Amsterdam zien als
het middelpunt van het universum. Op de
voorpagina altijd breaking news : BUS
RAMT RECLAMEZUIL. Of, als het iets internationaler moet: AMSTERDAMSE
ARCHITECTEN VEROVEREN NEW YORK. Verder opzienbarende onderzoeksjournalistiek:
MISDAAD LOONT VOOR COFFEESHOP (werkelijk?), de heiligverklaring van St.
Eberhard en ruim baan voor veelbelovende ontwerpers, documentairemakers en influencers die op miraculeuze wijze
zijn ontsnapt uit het verstikkende en saaie leven te Meppel, Oss, Terneuzen of Dedemsvaart
en nu plotseling succesvol zijn in het creatieve walhalla Emsterdem. Ik wil
niet in elk stukje mijn literaire held Gerard Reve onder de aandacht brengen maar
hij maakte, zoals jullie ongetwijfeld weten, een omgekeerde beweging: van het zelfbenoemde
epicentrum van kunst en literatuur naar de buitengebieden. Zijn intense haat
jegens zijn geboorteplaats (“Amsterdam is een gedoemde stad”) deel ik natuurlijk
niet, maar hij kon het wel mooi formuleren. Nog een paar fijne citaten als
munitie voor de Boeren: “Het is een
lugubere feesttent waarop een vloek schijnt te rusten, want welke gave of welk
talent men ook moge hebben: wie daar blijft zitten zal nooit iets bereiken” en
“Amsterdam, in die laaiende zomer en met die hippe troep van voortschuifelende,
inerte imbecielen, dat is voor geen mens vol te houden.” In Het Parool mogen regelmatig tegenstanders
van de zgn. “vertrutting” hun zaak uitvoerig bepleiten. “Niet te veel
regeltjes!”, lees ik regelmatig in Het Algemeen Grachtenblad want “we zijn
tenslotte een wereldstad”. Veel is er al geschreven over het afglijden van deze
“wereldstad” tot partycentrum. Het claimen van de openbare ruimte door iedereen
die vindt dat-ie recht heeft om “lekker los te gaan” lijkt nauwelijks meer
terug te draaien.Wel is (breaking news) heel heldhaftig het gehate symbool
van deze partycultuur, de bierfiets, uit het centrum geweerd.
Bravo, nu kunnen de bewoners van o.a. de Spaarndammerbuurt dagelijks
getuigen zijn van dit gedrocht dat luidruchtig de boodschap afgeeft: "Zie je wel dat drank en
verkeer goed te combineren zijn!". (Terwijl ik dit schrijf realiseer ik
me dat die Reviaanse kreet “lugubere feesttent” behoorlijk visionair is gebleken).
Nog een stokpaardje van de Amstelbode: we moeten soepeler omgaan met de
“rafelrandjes”. Nou, daar gaat het de laatste tijd heel goed mee. Het is qua
huis- en zwerfvuil lekker rafelig aan het worden.
Overigens, ik ben opgegroeid met Het Parool, met daarin illustere namen
zoals o.a. Kronkel (pseudoniem van Simon Carmiggelt, die als dank voor alles
wat-ie voor Amsterdam heeft betekend een tochtig straatje naast een
rangeerterrein naar zich vernoemd heeft gekregen. Wat zou ik graag zijn
“stukkie” over dit gulle gebaar van de Gemeente Amsterdam hebben gelezen…)
Verder Henri Knap, Jeanne Roos en Ischa Meijer. (Bij het zien van al die gezellige talkshows denk ik vaak: “Ischa, waar ben je klootzak nu we je hard nodig hebben?”) Ook de meesterlijke cartoons van Peter van Straaten en iconische strips als “Kapitein Rob” en “Professor PI” zijn in mijn geheugen gebrand. Er zit dus wel degelijk enig weemoed in mijn observaties over deze voormalige verzetskrant.
Verder Henri Knap, Jeanne Roos en Ischa Meijer. (Bij het zien van al die gezellige talkshows denk ik vaak: “Ischa, waar ben je klootzak nu we je hard nodig hebben?”) Ook de meesterlijke cartoons van Peter van Straaten en iconische strips als “Kapitein Rob” en “Professor PI” zijn in mijn geheugen gebrand. Er zit dus wel degelijk enig weemoed in mijn observaties over deze voormalige verzetskrant.
![]() |
Kapitein Rob door Pieter Kuhn |
![]() |
Professor Pi door Bob van den Born |
Terug naar die Amsterdamse branie: ik doe mijn best dit te onderdrukken maar dat lukt niet altijd. Een paar weken geleden had ik ’s middags een afspraak in Rotterdam. Ik ben absoluut geen fundamentalistische 010-hater. (zie onderstaande foto: de verbroedering tussen Mokum en Rotjeknor).
Ik kom er graag en geniet daar van een ander soort dynamiek. Ik was iets voor op schema dus ging het altijd gezellige Rotown binnen. Het barmeisje groet mij vriendelijk. Ik zeg “Hi, graag een dubbele espresso”. Ze draait zich om en rommelt wat achter de bar. Na twintig seconden zeg ik, iets harder, “Ik had een dubbele espresso besteld!” Ze kijkt mij glimlachend over haar schouder aan en zegt heel rustig: “Volgens mij kom jij uit Amsterdam.” Het was niet het accent dat mij blootgaf, dat heeft mijn moeder er immers al op jonge leeftijd uitgeramd. Nee, het was dat typische, licht chagrijnige toontje. Die assertiviteit, ongeduld, alertheid en volume die je in Amsterdam voortdurend aan de dag moet leggen teneinde bediend te worden. Ik heb mijn excuses aangeboden en beterschap beloofd. Terug in Amsterdam loop ik het Centraal Station uit en besluit een drankje te doen in “De Ooievaar” aan de kop van de Zeedijk, een zeldzame oase tussen alle narigheid daar.
De kastelein ziet mij binnenkomen in mijn speciaal voor de bespreking
aangetrokken casual business suit, en
zegt: “Zeg ’t maar, directeur”. “Wat voor rode wijn heb je?” vraag ik, net weer iets te luid.
“Alleen hele slechte!”
“Alleen hele slechte!”
Toch fijn om weer thuis te zijn.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------
Comments
Post a Comment