Trouwe lezers van deze columns weten dat ik een groot liefhebber ben van Italië. En wie is dat eigenlijk niet? Ik ga jullie dus niet lastigvallen met tot op het bot uitgekauwde olijfoliereclame- clichés. (Als ik nog één keer in een advertentie of artikel het begrip la dolce vita tegenkom dan word ik completamente pazzo.) De heilige drie-eenheid Rome, Venetië en Napels had ik lang geleden al met een bezoek vereerd, maar pas begin jaren negentig leerde ik via collega Steve de Reus het land en met name de Italianen echt goed kennen. De ouders van Steve hadden in de jaren zestig een huisje gekocht in het bergachtige gebied ten zuidwesten van Bologna in een stadje genaamd Lizzano in Belvedere. Ik moet jullie meteen uit de droom helpen als je bij het horen van deze prachtige, poëtische naam iets voor je ziet in de categorie Lucca, Siena of Matera. Mijn geliefde noemt Lizzano in Belvedere consequent "het lelijkste dorp van Italië". Ik vind dat ietsje overdreven, maar ik geef toe: het is geen Amalfi.
Het belvedere klopt wel, je hebt overal een schitterend uitzicht op glooiende heuvels en in verte zie je de woeste bergtoppen van de Apennijnen. In Lizzano heb ik vreemd genoeg mijn liefde voor Italië verder ontwikkeld. Ik kwam er niet alleen in de zomer, wanneer het door de hoogte (700 meter) relatief koel blijft maar ook in de winter wanneer een dik pak sneeuw het stadje zowaar enige charme geeft. Bij elk bezoek leerde ik de vrolijke en gastvrije inwoners beter kennen. Onder wie Maria, de archetypische Italiaanse moeder van mijn vriend Romano. Zij staat 's ochtends om acht uur al de tortelloni voor de lunch te bereiden en waag het niet deze pranzo over te slaan.
En of je nu in een bergdorpje in de Andes zit, een gehucht in Siberië of een nederzetting aan de Marowijne, overal vind je dezelfde personages: de luidruchtige maar ongevaarlijke dorpsgek, de zuipschuit die verder wonderwel functioneert, de lokale communist die de klassenstrijd nooit heeft opgegeven, de zelfbenoemde intellectueel die je over alles de les leest en de schone dame die met haar lokroep getrouwde mannen op de rotsen laat lopen. Ik doe een willekeurige greep uit de tableau de la troupe van Lizzano: zo is daar Roberto Bondi. Overdag vertegenwoordiger van een drogisterijketen, 's avonds barpianist annex zanger. Hij zeult bij zijn schnabbels, waarbij gratis drank een belangrijke secundaire arbeidsvoorwaarde is, een geavanceerd elektronisch keyboard met zich mee plus een kleine zanginstallatie.
Zijn podia zijn de foyers en restaurants van de halfgevulde hotels in Lizzano en omgeving. (Het ski- en kuuroordtoerisme in de regio kwam al begin jaren zeventig in een duikvlucht terecht.) Zijn repertoire bestaat voornamelijk uit de honderden larmoyante Italiaanse smartlappen waar Borsato en Hazes ook rijkelijk uit geput hebben. Bondi kan net zo goed spelen als-ie kan drinken. En hij kan heel goed drinken. Zijn vrienden hebben hem lang gepest met zijn Japanse toverdoos waarin volgens hen alles voorgeprogrammeerd is en je zelf niets hoeft te doen. Totdat we op een zoele zomeravond met een groot gezelschap in ons favoriete restaurant zaten. Wij luidruchtig aan een lange tafel, Bondi croonend achter zijn Klaus Wunderlich-orgel.
Toen viel de stroom uit. Bondi liep midden in de Italo-klassieker Parole parole naar de oude piano in de hoek en ging onverstoorbaar en loepzuiver unplugged door. Het werd zowaar even stil. Bondi heeft een broer, Lolli, die niet kan musiceren maar nog beter kan drinken dan zijn broertje.
![]() |
Vlnr: Rubinetto, Lolli&Roberto Bondi, Martino |
Het is geen fraaie eigenschap van sommige van mijn Italiaanse vrienden, maar ze stappen vaak met veel drank op achter het stuur. Conosco molto bene la strada (Ik ken de weg heel goed) is dan het klassieke argument. Na een drinkgelag met zijn goede vriend en ski-legende Tomba la Bomba is Lolli in zijn auto gestapt en weggereden.
![]() |
Albert Tomba "La Bomba", olympisch skikampioen |
Er zijn verschillende versies over wat er daarna is gebeurd. Wat zeker is: Lolli heeft juist niet la strada conosciuta naar huis genomen maar waarschijnlijk een short cut door het bos. Wat zijn vriend Tomba normaal deed op ski's (van een berg knallen) moet met een Landrover ook kunnen, nietwaar? Hij is ergens van de weg geraakt en honderden meters naar beneden gerold. De zwaar gehavende auto kwam met een klap ondersteboven tot stilstand tegen een klein huisje. Daar woonde al heel lang een wat oudere, eenzame dame. Het was haar eigen giornata particolare. Zij heeft Lolli uit de auto gesleept en twee volle dagen en nachten liefdevol verpleegd. Toen pas waren enigszins ongeruste vrienden in actie gekomen. (Vrijgezel Lolli was wel vaker zoek.) Met grote tegenzin liet de dame de behoorlijk toegetakelde maar niet onknappe man alsnog in een ambulance afvoeren. Twee dagen later zat Lolli weer vrolijk aan de bar. Goed ingepakt in het gips. Hij was een paar tanden kwijt. En zijn rijbewijs. Zoals het hoort hebben alle Rotjongens van het dorp een bijnaam. Ik was inmiddels goed bevriend met de eigenaar van het uitstekende restaurant Tibidi. Hij werd door iedereen Trombo genoemd. Inmiddels behoorlijk ingeburgerd zat ik op een ochtend op het dorpspleintje aan een espresso, toen ik hem aan de overkant zag lopen.
"Trombo! Trombo!" riep ik enthousiast. Pas later hoorde ik dat ik heel hard "Neuk! Neuk!" had geschreeuwd. Dan is er Puffo (Smurf) die zo heet omdat-ie, tja, op een smurf lijkt: klein, beetje blauwig en met een mutsje op. Verder Rubinetto (Kraantje, de loodgieter) en Fungo, de paddenstoelenkoning.
Zelf heb ik inmiddels ook met succes een bijnaam voor iemand gelanceerd: Comandante. Het betreft een figuur die sterke gelijkenis vertoont met Castro, compleet met woeste baard en legerbroek. Hoewel ik voortdurend probeer middels luchtige conversatie (conversazione leggera e scherzosa) mijn krakkemikkige Italiaans op te krikken, heb ik regelmatig te maken met Italianen die juist hun matige Engels op mij willen uitproberen. Zo ook Comandante. En hij, als overtuigd sinistra (linkse rakker) wil het niet over het weer hebben. Wel over het politieke en economische klimaat. En dan moet je je als Hollander een beetje koest houden. (Non parlare di Wopke.) Afgezien van de recente controverse tussen de "zuinige" noorderlingen en de "spilzieke" zuiderlingen schuilt er enige waarheid in de slechte naam die Hollanders hebben op het gebied van gastvrijheid en vrijgevigheid. Going Dutch (Het tot op de cent berekenen van ieders aandeel in bijvoorbeeld een diner) is weliswaar een Angelsaksisch begrip, de Italianen zijn er ook bekend mee. Hoewel ik krampachtig probeerde het beeld van de zuinige Hollander neer te halen bleven mijn Italiaanse vrienden hardnekkig alles voor mij betalen. Ik zocht raad bij mijn vriend Steve. Hij legde mij uit dat dit inderdaad een ingewikkeld proces is. "Wat je kan proberen is om aan het einde van het diner onopvallend naar de kassa te lopen. Let op: niet de rekening vragen en die laten brengen want dan ben je al bij voorbaat verslagen, gewoon stiekem afrekenen!"
Bij het volgende etentje sloop ik tijdens het nagerecht naar de kassa en trok mijn creditcard. Opeens voelde ik de grote hand van Romano op mijn schouder.
Che cosa stai facendo? Wat ben je van plan?
Op heterdaad betrapt. Toen ik Steve over deze kansloze poging vertelde zei hij: "Ja, je hebt hier wel te maken met de harde kern. Bij deze montanari moet je echt vroeger opstaan." En dat deed ik. Twee dagen later ben ik de middag voorafgaande aan een groot diner naar Trombo gegaan, heb hem mijn creditcard gegeven en resoluut gezegd: Ascolta Trombo! Stasera pago io. Tutto! (Luister Neuk! Vanavond betaal ik. Alles!) En alles ging inderdaad voorspoedig. Aan het einde van de avond, na de allerlaatste grappa's, ontstond er enige onrust onder mijn vrienden. Het was tot ze doorgedrongen dat ze verslagen waren. Ik kreeg letterlijk schouderklopjes."Bravo Martino!" Na nog wat gezoen en gehug liep ik voldaan naar buiten. Maar wat stond daar op het dak van mijn auto? Het bleek een doos met zes flessen uitstekende lokale wijn te zijn. Ik keek om en zag mijn vrienden vrolijk zwaaien van achter het raam. Niet te vertrouwen, die spilzieke Italo's...
-------------------------------------------------------------------------------------
© 2020 Martin Mulder
Eindredactie Emilia van Heuven
Comments
Post a Comment