Skip to main content

TUNNELVISIE

Toen twee weken geleden de weermannen en -vrouwen met veel tromgeroffel het uitverkoopnieuws Laatste Doldwaze Dagen van het Jaar! de ether inslingerden wist ik wat mij te doen stond: tasje inpakken en bandjes oppompen. Om negen uur 's ochtends verliet ik in ontspannen toestand het huis en reed op mijn door pure spierkracht aangedreven ijzeren ros in zuidwestelijke richting. Mijn gemiddelde actieradius op zo'n dag is ongeveer 80 kilometer. De echte MAMIL (Middle Aged Man in Lycra) lacht hierom, maar ik vind deze afstand, afgelegd zonder sjoemelmotor, helemaal niet slecht en bovendien ideaal. In mijn tempo ben ik dan namelijk om 16:00 uur op mijn bestemming, check vervolgens in bij een goed hotel (want ik ga nooit meer bie-en-biën in een nieuwbouwhuis waar je in de voormalige zolderkamer van een te jong gestorven tiener moet overnachten) ga douchen, haren kammen, luchtje opdoen, het tegen kreukels netjes opgerolde lichtgewicht tenue de ville aantrekken en afdalen naar het terras waar ik dan om 17:00 uur sharp aan een goed glas wijn zit, mijn Moleskine opschrijfboekje trek en doe of ik Paul Bowles ben die aan de haven van Tanger zit te broeden op een mooie, lange zin.

Aan dit soort tripjes gaat wel de nodige planning vooraf. Niet alleen de route dient aangenaam te zijn maar ook de eindbestemming van elke reisdag. Het basiskamp moet op zijn minst iets te bieden hebben op het gebied van horeca, zang & dans (hoewel dat laatste helaas per oekaze niet meer is toegestaan). Vorig jaar was ik door ongunstige wind genoodzaakt op de Veluwe te overnachten, te Putten. Dat is het meervoud van put en daar zat ik in dit beklemmende gehucht dan ook al vrij snel meervoudig in. Maar nu waaide de wind uit de goede hoek. Als eerste halte op mijn driedaagse tocht had ik een stad uitgezocht aan de oevers van de Rotte en de Nieuwe Maas. Al noemt mijn vriendenkring van archetypische joviale Amsterdammers en fanatieke Ajacieden deze nederzetting neerbuigend "010", toch heeft hij een bijna mythische reputatie. Met name de werklust en de no-nonsense mentaliteit zijn bijna spreekwoordelijk. (Als je daar een nieuw overhemd koopt zijn de mouwen al opgestroopt luidt het cliché.) Ter hoogte van de Berkelse Zweth (nee, dat is geen naam uit een Ollie B. Bommel verhaal) zag ik in de verte een soort fata morgana opdoemen.

Was dat nou het Shangri-La van 010? Ik begon van pure opwinding harder te trappen en nam de laatste slok uit de bidon. Een klassieke vergissing die menig woestijnreiziger noodlottig is geworden. Maar gelukkig verdwenen de torens aan de Lost Horizon niet uit beeld. Integendeel, de indrukwekkende skyline, trillend in de hitte, begon zich steeds duidelijker af te tekenen. Ik voelde mij een beetje als een immigrant die voor het eerst de wolkenkrabbers van Manhattan en het Statue of Liberty aanschouwt. Uiteindelijk bereikte ik om 15:35 uur de stadsgrens met het blauwe bord waar ik zo naar had uitgekeken.

Ik moest een traantje wegpinken. Of was het zweet? Even later dompelde ik mijn verhitte hoofd (hallelujah!) in de Grote Fontein, die ik op menig schoolplaat en ansicht had gezien. 

Het was er, ondanks het virus, net zo druk als bij ons. Ook hier veel fietsen maar waar ik in mijn eigen stad al drie keer uitgescholden zou zijn, ging het er hier gemoedelijk aan toe. En wat heel opvallend was: in Amsterdam hebben stoplichten slechts een adviserende functie, maar in deze metropool wordt de wereldwijde afspraak rood is stoppen zonder mokken opgevolgd. Mijn uiteindelijke doel was het zuidelijke gedeelte van deze wereldstad, gelegen aan de andere kant van de imposante Nieuwe Maas. Voor Amsterdamse beleidsmakers is een waterscheiding (zoals het IJ) niet alleen een technische, maar vooral ook een bestuurlijke Rubicon die niet overgestoken mag worden.

In de tijd dat ze op het stadhuis van Amsterdam (aka Pyongyang aan de Amstel) de inspraakprocedure proberen vorm te geven, hebben ze in 010 al drie bruggen gebouwd. En toen ik op het hoogste punt van de meest imposante brug (door de lokale bevolking liefkozend "de Zwaan" genoemd), stopte, had ik een bijna religieuze ervaring. Die niet verstoord werd door een "Doorrijden eikel!" Ik zeilde nu naar beneden en bereikte mijn eindbestemming, het schiereiland Katendrecht. Aan de kade daar ligt het goede schip de "SS 010".


Daar monsterde ik aan en werd naar mijn comfortabele hut begeleid. Even later zat ik, drie minuten voor op schema, goed gekleed en opgefrist op het achterdek bij het zwembad met een mooi glas primitivo. (Want ondanks alles ben ik heel eenvoudig gebleven.)


Na een uurtje wilde ik op avontuur aan de wal. In een verslag van de Kapitein Rob van de wereldliteratuur, Joseph Conrad, had ik gelezen over het infamous Catendrecht district, waar ruwe zeebonken elkaar messentrekkend te lijf gingen en het in de kroegen van twijfelachtige reputatie wemelde van de lichtekooien.

Joseph Conrad

Ik informeerde bij de tweede stuurman, maar die stelde mij gerust: je kon er inmiddels redelijk veilig rondlopen en alle valuta werden geaccepteerd. Ik daalde af van de gangplank en liep een willekeurig straatje in. In de verte hoorde ik muziek. Erop af! Ik herkende meteen het nummer: het was de oeruitvoering van Pressure Drop van de recentelijk overleden reggae-legende Toots Hibbert van Toots & The Maytals. Op een hoek was een klein café, genaamd The LisaMarie en daar zat een goed gestylede man op een vintage pick-upje plaatjes te draaien.


En hij wist mij te verrassen: obscure ska, Delta blues en de allereerste single van The Impressions, met Curtis Mayfield als zanger. Ik waande mij in The Bronx in de jaren zeventig. Donkere/zwarte/gekleurde/getinte kinderen (doorhalen wat niet gewenst is) op skateboards en rolschaatsten scheerden langs. Happiness is a street corner deejay. In de avondschemering stommelde ik de loopplank weer op...

De volgende dag, na een stevig ontbijt, nam ik afscheid van de bemanning en vervolgde mijn epische tocht. Ik had geruchten gehoord over een lokaal bouwkundig staaltje voortvarendheid dat zijn weerga niet kent. De 010-ingenieurs-met-opgerolde-mouwen hadden in deze stad een revolutionair concept bedacht (en, niet onbelangrijk, uitgevoerd) om fietsers de brede rivier die de stad in tweeën snijdt, te laten bedwingen. Een tunnel. Opgeleverd in het oorlogsjaar 1943 is de Maastunnel al begin jaren vijftig geschikt gemaakt voor fietsers! (Ik weet dat je uitroeptekens moet doseren, maar hier is het op zijn plaats.) Via een monumentale houten roltrap ging ik omlaag, daarbij met moeite mijn fiets in bedwang houdend. Met vriendelijk meewarige blikken werd ik bekeken. ("Ach, een toerist...")


Klaarblijkelijk zit het al na slechts zeventig jaar in het DNA van de bewoners van de havenstad dat ze niet stuntelen bij deze balanceer-act. Eenmaal beneden begint een ervaring waarbij de Droomvlucht van de Efteling verbleekt. Zoevend onder de Nieuwe Maas door een goed verlichte, schone en strak betegelde gang met een hallucinerende akoestiek vond ik het jammer dat ik in no time aan de overkant was. Dus, indachtig Drs. P, omhoog en meteen weer omlaag. Ik had mijn fiets op de roltrap nu al iets beter onder controle. De jongen beneden met het oranje hesje keek mij glimlachend aan en zei: "Nog een keer, mooi hè?" Ik antwoordde: "Meesterlijk! Zo jammer dat de alwetende bestuurders van mijn stadje (knipoog) geen tunnelvisie hebben."
--------------------------------------------------------------------------------------------

© 2020  Martin Mulder

Eindredactie Emilia van Heuven 



Comments

Popular posts from this blog

CURAÇAO

In 1992 nam ik de rigoreuze beslissing te verhuizen naar Cura ç ao. Ik was bijna veertig maar de eerste vage contouren van een midlife-crisis dienden zich reeds aan. Mijn werk als freelance-cameraman was in full swing, aan spannende klussen geen gebrek, maar er knaagde iets. Hoe nu verder, is that all there is ?  Twee niet onbelangrijke factoren speelden mede een rol: Ten eerste vielen er steeds meer blauwe enveloppen op de deurmat. Ik was destijds een typische creative, veel te druk met groots en meeslepend leven. Op tijd belasting betalen had niet mijn hoogste prioriteit. Live know, pay later was het na ïe ve motto van mij en vele van mijn collega’s. Naast deze fiscale struisvogel-politiek (waar ik later natuurlijk zwaar voor moest boeten en bloeden) speelde er ook een ander, meer persoonlijk dilemma. Mijn toenmalige vriendin maakte mij na twee jaar verkering op allerlei manieren duidelijk dat haar biologische klokje steeds harder begon te tikken. Een geluid da...

MOPPERENDE MIDDENSTANDER

Het zal niemand zijn ontgaan: warenhuis Hudson's Bay heeft definitief het loodje gelegd en trekt zich met hangende pootjes terug uit Nederland. Wat retailexperts de laatste weken met veel aplomb hebben uitgelegd over deze marketingblunder zagen we natuurlijk al vanaf day one aankomen. Het paradepaardje van dit Canadese warenhuis ging in 2017 open, gehuisvest in een nieuw opgetrokken pand op het Rokin. Een misbaksel dat op miraculeuze wijze goedgekeurd werd door het stadhuis. (Vroeger "Kremlin a/d Amstel" genoemd, thans "Hoofdkwartier van de Groene Khmer.") Technisch gezien was Hudson's Bay slechts de huurder van dit architectonisch affront vlak bij de Dam. Voor de werknemers lijkt de sluiting vervelend, maar het goede nieuws is dat door het schreeuwend tekort aan winkelpersoneel ze slechts het Rokin hoeven over te steken om meteen aan de slag te gaan bij bijvoorbeeld de Japanse nieuwkomer Uniqlo. (Een concept waarvan ik denk: die gaat h...

Een slepende affaire

Vorig jaar kreeg ik een interessant verzoek. Of ik als ghostwriter het levensverhaal wilde optekenen van mijn goede vriend Bert Evers. Verhalen in de categorie van krantenjongen tot miljonair zijn er in overvloed, maar het traject dat Bert aflegde is tamelijk opmerkelijk. Begin jaren negentig leerde ik hem kennen tijdens mijn eerste klus op Curaçao. Het betrof een speciale Antilliaanse editie van het praatprogramma van Tineke de Nooij. Het klikte meteen tussen Bert, mij en het eiland. Ik zou daarna nog een aantal keren terugkeren voor diverse andere opnames. De vriendschap werd hechter en uiteindelijk zou ik zelf, op de hielen gezeten door de Inspecteur én diverse dames, bijna drie jaar op het eiland bivakkeren. De carrière van Bert Evers zag er aanvankelijk niet rooskleurig uit. Hij werd begin jaren vijftig geboren in de Mercatorbuurt in Amsterdam-West, als zoon en kleinzoon van hardwerkende café-uitbaters.  Het Mercatorplein in Amsterdam Oud-West Behept met een lichte stotter en ...