Skip to main content

PENSIONADO vs. FATBIKE 0-1


De verzuchting “Je weet dat je oud begint te worden als…” is voor veel columnisten een dankbare vluchtheuvel als je creatief even vastzit. Het is zo’n veilige haven waar je altijd kunt aanmeren. Een ander dankbaar item is de “drukte in de stad”. Met de stad wordt uiteraard Amsterdam bedoeld. Trouwe lezertjes en vrienden weten inmiddels dat ik dan graag met m’n hakken in het zand (in dit geval: het asfalt) ga. Amsterdam is een dorp. Dezelfde mensen die miauwen over de drukte vinden trouwens Tokio “een heerlijk hectische metropool”, New York “een verrukkelijke heksenketel” en de chaos in Bangkok “fascinerend en opwindend”. 
      1958. Drukte in het dorp Amsterdam
In deze column ga ik een poging doen het confronterende proces van het ouder worden te combineren met de uitdagingen van het “drukke” verkeer. Hier in Amsterdam (en zeker bij de Spoedeisende Hulp) kennen we al heel lang de term “een tramrailsje”. Dit slaat op die gênante situatie dat je met je fiets in de tramrails wordt gezogen. Zonder kleerscheuren ontsnappen is onmogelijk. Voor de kenners van het werk van Stephen Hawking: To go beyond the event horizon into singularity. Oftewel: het zwarte gat waar je nooit meer uitkomt. Tenzij zwaargehavend natuurlijk. 
Een typisch Mokumse lollige anekdote is: “Sorry dat ik wat later ben. Kwam in de tramrails terecht en moest eerst helemaal naar Remise Lekstraat om te draaien.” Ik durf hier onder ede te verklaren dat mij nog nooit, never ever, een tramrailsje is overkomen. Een wapenfeit waar ik trots op ben. Het is iets waar huurfietstoeristen of provincialen mee te maken krijgen. Of fietsers met een te hoog promillage. Tot mijn schaamte bevind ik mij regelmatig in de laatste categorie maar ik heb die verraderlijke rails altijd weten te vermijden. 
      Een omgekeerd “tramrailsje” komt ook wel eens voor
Er is al veel geschreven over de nieuwe fietsdynamiek die ontstaan is door de komst van de Jut & Jul’s op elektrische ANWB Gazelles, de Van Moofs en de Bakfietsmoeders. Sinds kort zijn daar de zgn. fatbikes bij gekomen. Zwarte monsters met enorm dikke wielen die aangedreven worden door krachtige elektromotoren die normaal gesproken in vorkheftrucks zitten. De leveranciers van fatbikes kunnen inderdaad met droge ogen beweren dat de snelheid van deze tweewielige SUV’s via software is begrensd, maar het saboteren hiervan is voor de huidige jeugd een digitaal fluitje van een cent. Inmiddels zijn er twee groepen fatbike-gebruikers te onderscheiden. De eerste bestaat uit de Amsterdam-Zuid prinsjes en prinsesjes. 


Die hebben van hun welgestelde ouders allemaal zo’n ding gekregen. Het liefst hadden deze kids natuurlijk een Birò, je weet wel, zo’n Hipster Canta. Maar omdat je op een fatbike heel symbolisch een ietsiepietsie moet meetrappen, lijkt dit meer verantwoord.  De andere categorie berijders noem ik The Riders of the Apocalypse. Vrij naar het bijbelverhaal Openbaring 6 van de Vier Ruiters van de Apocalyps. 

Helaas zijn het er in Amsterdam langzamerhand geen vier maar eerder vierduizend. Althans zo lijkt het, want ze zwermen als grote zwarte horzels door de stad en kunnen net als insecten de meest onverwachte zwenkingen maken. De Ruiters van de Apocalyps hebben vaak koptelefoons op. Ongetwijfeld met keiharde muziek. 
Nu heb ik zelf geen enkele moeite met de herrie van Metallica, Public Enemy of Rage Against The Machine (to name a few) maar om je als verkeersdeelnemer helemaal af te sluiten voor geluiden om je heen is wel uitdagend. Evolutionair gezien hebben wij een tamelijk perfect stereofonisch gehoor meegekregen. Dat stelde ons lang geleden in staat om het geritsel van een sluipende hongerige wolf op de steppe in de ruimte te plaatsen. (“linksachter Lumba! Daar bij dat bosje!”) 
Of, een paar miljoen jaar later, het geluid van dertig ton aanstormend staal te herkennen. (“Hoor ik daar nou rechts het dingdingding van Lijn 7?”)
Het moge bekend zijn dat de landelijk geldende regel “rechts heeft voorrang” niet geldt in de Hoofdstad. Ook stoplichten hebben hier slechts een adviserende functie. Regelmatig ben ik getuige van bakfietsouders met drie van die schattige blonde hoofdjes voorin, die zelf wel uitmaken of het veilig is om de Overtoom over te steken. Ooit een rustig kanaaltje maar rond 1900 gedempt en nu een kolkende verkeersstroom. 

Inmiddels is de Algemene Verkeerswet in Amsterdam volledig verdrongen door de Wet van de Jungle. En inderdaad, tot voor kort slingerde ook deze tweewielige Tarzan zich vrolijk fluitend door dit oerwoud. Totdat twee weken geleden plotseling, als een bliksemschicht, een van de Ruiters van de Apocalyps in mijn linkerooghoek opdook. Het was op de intersectie tussen de twee steile bruggen op de hoek Herengracht/Reguliersgracht. Mister Fatbike (met op z’n koptelefoon, ik doe een gok, Born To Be Wild van Steppenwolf) was niet van plan zich in te houden voor een eenvoudig door spierkracht aangedreven rijwiel van een in licht zomerkostuum geklede pensionado. Die in een schrikreactie een noodstop forceerde door hard in de remmen te knijpen. Daarbij (ik geef het eerlijk toe) activeerde ik de rem van het voorwiel kennelijk een fractie meer dan de achterrem. Gevolg: salto quasi mortale over stuurwiel heen, harde landing op wegdek. (Waar zijn die strobalen als je ze nodig hebt?)
 

Situatieschets ongeval. Rode lijn: Fatbike van links. Paarse lijn: Pensionado van rechts. Groene lijn: salto mortale omhoog. Geel kruis: harde landing 

Toen ik weer opkrabbelde was Mister Fatbike al een stipje aan de horizon. Ik meende, als in een soort fade-out, in de verte te horen:
Get your motor running
Head out on the highway
Looking for adventure
In whatever comes my way
Waarschijnlijk de shock van de impact. De verzorging van de toegesnelde voorbijgangers was hartverwarmend. Tissues om mijn bloedende kop weer enigszins toonbaar te maken, glaasjes water en de vraag van een Amerikaanse toerist: “OMG! Did you break anything?” Overmoedig en high van de adrenaline wist ik met een grijns de klassieker “No, only my pride hurts!” te citeren. In dezelfde adrenaline-waas ben ik uiteindelijk weer op mijn rijwiel geklommen en met wiebelend voorwiel naar huis gereden. Alwaar mijn geschrokken geliefde adequaat uit de krochten van een kast een verbandtrommel trok. Aan het lettertype en de lay-out van het opschrift op het deksel zag ik dat die dateerde uit de tijd dat we nog de Gulden hadden. Ik meende zelfs iets te lezen als “voor behandeling van versche snij- en vleeschwonden”, maar ook dat was natuurlijk te wijten aan de aftershock. 
In deze trommel rolletjes Leukoplast die na ruim twee decennia hun kleefkracht hadden verloren, vergeeld en verdroogd verbandgaas en een flesje Betadine in een verpakking die mij onmiddellijk een flashback bezorgde van een vreselijke bijensteek in het jaar 1959. 
Ik begon nu trauma op trauma te stapelen en de situatie flink uit te buiten. Tarzan likte zijn vleeschwonden. Als een soort English Patient heb ik mij vervolgens laten vertroetelen door mijn eigen Florence Nightingale. Het linker bovenbeen vertoonde na twee dagen een treffende gelijkenis met de Pride vlag. Dat mijn incident niet uniek is bleek wel uit de diverse bloedige selfies die mij door lotgenoten werden toegezonden. (Ik zal jullie deze besparen.)
Inmiddels mag ik weer buiten spelen. En fietsen. Mijn voorwiel is hersteld en wiebelt niet meer. Ikzelf nog wel...

© 2023 Martin Mulder
Met dank aan Emilia van Heuven



   

  



Comments

Post a Comment

Popular posts from this blog

CURAÇAO

In 1992 nam ik de rigoreuze beslissing te verhuizen naar Cura ç ao. Ik was bijna veertig maar de eerste vage contouren van een midlife-crisis dienden zich reeds aan. Mijn werk als freelance-cameraman was in full swing, aan spannende klussen geen gebrek, maar er knaagde iets. Hoe nu verder, is that all there is ?  Twee niet onbelangrijke factoren speelden mede een rol: Ten eerste vielen er steeds meer blauwe enveloppen op de deurmat. Ik was destijds een typische creative, veel te druk met groots en meeslepend leven. Op tijd belasting betalen had niet mijn hoogste prioriteit. Live know, pay later was het na ïe ve motto van mij en vele van mijn collega’s. Naast deze fiscale struisvogel-politiek (waar ik later natuurlijk zwaar voor moest boeten en bloeden) speelde er ook een ander, meer persoonlijk dilemma. Mijn toenmalige vriendin maakte mij na twee jaar verkering op allerlei manieren duidelijk dat haar biologische klokje steeds harder begon te tikken. Een geluid da...

MOPPERENDE MIDDENSTANDER

Het zal niemand zijn ontgaan: warenhuis Hudson's Bay heeft definitief het loodje gelegd en trekt zich met hangende pootjes terug uit Nederland. Wat retailexperts de laatste weken met veel aplomb hebben uitgelegd over deze marketingblunder zagen we natuurlijk al vanaf day one aankomen. Het paradepaardje van dit Canadese warenhuis ging in 2017 open, gehuisvest in een nieuw opgetrokken pand op het Rokin. Een misbaksel dat op miraculeuze wijze goedgekeurd werd door het stadhuis. (Vroeger "Kremlin a/d Amstel" genoemd, thans "Hoofdkwartier van de Groene Khmer.") Technisch gezien was Hudson's Bay slechts de huurder van dit architectonisch affront vlak bij de Dam. Voor de werknemers lijkt de sluiting vervelend, maar het goede nieuws is dat door het schreeuwend tekort aan winkelpersoneel ze slechts het Rokin hoeven over te steken om meteen aan de slag te gaan bij bijvoorbeeld de Japanse nieuwkomer Uniqlo. (Een concept waarvan ik denk: die gaat h...

Een slepende affaire

Vorig jaar kreeg ik een interessant verzoek. Of ik als ghostwriter het levensverhaal wilde optekenen van mijn goede vriend Bert Evers. Verhalen in de categorie van krantenjongen tot miljonair zijn er in overvloed, maar het traject dat Bert aflegde is tamelijk opmerkelijk. Begin jaren negentig leerde ik hem kennen tijdens mijn eerste klus op Curaçao. Het betrof een speciale Antilliaanse editie van het praatprogramma van Tineke de Nooij. Het klikte meteen tussen Bert, mij en het eiland. Ik zou daarna nog een aantal keren terugkeren voor diverse andere opnames. De vriendschap werd hechter en uiteindelijk zou ik zelf, op de hielen gezeten door de Inspecteur én diverse dames, bijna drie jaar op het eiland bivakkeren. De carrière van Bert Evers zag er aanvankelijk niet rooskleurig uit. Hij werd begin jaren vijftig geboren in de Mercatorbuurt in Amsterdam-West, als zoon en kleinzoon van hardwerkende café-uitbaters.  Het Mercatorplein in Amsterdam Oud-West Behept met een lichte stotter en ...