Skip to main content

BUKOWSKI


“You have to die a few times before you can really live.” 
­ Charles Bukowski (1920-1994)


In een column van twee maanden geleden trok ik goed van leer tegen het huidige drugsbeleid en de onmacht en/of onwil van de autoriteiten hier iets aan te doen. (zie “Koffiesjop” van 26/07/2019). Inmiddels zijn dankzij De Telegraaf  de onthutsende resultaten gepubliceerd van een onderzoek door hoogleraar Pieter Tops en journalist Jan Tromp over de drugsmaffia. Het is nu voor iedereen klip en klaar: we have created a monster. 

Maar in de discussie over het wel of niet legaliseren van drugs komt altijd een andere vraag bovendrijven: hoe om te gaan met die andere hardnekkige harddrug, de alcohol? Nu moet ik zelf met de billen bloot, want ik behoor tot die grote groep die iets te veel drinkt. 
Peter van Straaten

Maar wat is eigenlijk “iets te veel”? Vorig jaar hieven wij, het Gilde van de Oudzuid Zuipers, triomfantelijk het glas in onze cafe’s en brasseries toen we de verheugende conclusie lazen van een wetenschappelijk onderzoek: de consumptie van een paar glazen wijn per dag is niet per sé slecht. Maar er was na een korte periode van euforie meteen gehakketak aan de stamtafel over de term “een paar glazen”. Werd er twee of drie glazen bedoeld? En zijn dat dan grote, volle glazen? (Dan heb je bijvoorbeeld bij het roemruchte café Welling, achter het Concertgebouw, een uitdaging want daar schenken ze middelmatige Merlot in een als wijnglas vermomd borrelglaasje). Of ging het over “eenheden”? En wat is dan precies een “eenheid alcohol”? De smartphones werden geraadpleegd. Dit maakte de verwarring alleen maar groter. Buro X had het over tien glazen. (“Per week?” roept iemand verschrikt uit, “maar wat moet ik dan die andere vijf dagen drinken? Van dat smurfenbier?”) Buro Y vond dat je met circa achttien eenheden per week je geen zorgen hoefde te maken. Met name het “circa” werd met instemming begroet. Het was nu een kwestie van verder uitzoeken welk adviesorgaan het soepelst omging met de maximum hoeveelheid. Die werd gevonden in België, heel verassend. Per week 21 glazen werd daar acceptabel geacht. De gediplomeerde drinkers vonden vervolgens dat ze daar best nog een kopstootje of twee als bonus mochten bijtikken. (Mijn goede vriend R. noemt dit “strategisch drinken”). Mooi, deze kwestie was ook weer opgelost, rondje voor de hele zaak! De vreugde was echter van korte duur. Amper een jaar later lazen we tot onze ontzetting dat de geleerden er nu écht uit waren: alcohol is per definitie slecht en levensbedreigend. Ook in kleine hoeveelheden. Gemarchandeer met lichte drankregimes of ingewikkelde schema’s als “vijf dagen niet, twee dagen matig” blijven hoe dan ook potentiële bedreigers van de gezondheid. Complete drooglegging is dus het definitieve en dwingende advies van de mannen in de witte jassen. Dat vooruitzicht stemde ons uiterst somber. Niets is fijner dan met een paar goede vrienden heel langzaam een beetje aangeschoten te raken en, naarmate de avond vordert, steeds meer onzin uit te kramen. We zochten steun bij de befaamde ambassadeurs van Koning Alcohol: Simon Carmiggelt, Ramses Shaffy, Rijk de Gooyer, Gerard Reve. Midas Dekker schreef recentelijk een hilarisch boek over zijn leven als zoon van een kroegbaas en zijn liefde voor jenever (Volledige vergunning).


Rudi Falkenhage, legendarisch acteur en dito innemer. De lijst is eindeloos. Zeker als je ook nog over de grens gaat: Ernest Hemingway, Scott F. Fitzgerald, William Faulkner, Truman Capote. Een van mijn favoriete schrijvers van het korte verhaal is Raymond Carver, ook een zware drinker. Zoals het voor een filmregisseur een opgave is om dronkenschap, zelfs als deze door topacteurs wordt vertolkt, geloofwaardig in beeld te brengen, zo is het voor een schrijver misschien nog lastiger om deze toestand in woorden te vatten. Carver is dat perfect gelukt met zijn meesterlijke korte verhaal "What We Talk About When We Talk About Love" (Huiswerk voor volgende week). 
En dan is er natuurlijk Charles Bukowski.


Want al het bovenstaande was eigenlijk een inleiding voor het volgende: ik had in de aanbieding bij Scheltema maar liefst vier boeken tegelijk gekocht van deze legendarische chroniqueur van het Amerikaanse low life. Bukowski rekende zichzelf  tot white trash en was daar trots op. Zijn leven bestond voornamelijk uit veel gehang in bars van twijfelachtige reputatie, lange nachten in de drunktank van politieburo’s, ontmoetingen met schimmige figuren en dames die voor een paar glazen Jack Daniels hem aan zijn gerief lieten komen.


Ik verslond in een paar dagen (het zijn geen dikke pillen) : Ham on Rye, Post Office, Notes of a Dirty Old Man en het hilarische Hollywood. In deze laatste titel beschrijft hij op onnavolgbare wijze zijn eigen ervaringen met de filmwereld. Hij was inmiddels een beroemd schrijver en werd benaderd door regisseur Barbet Schroeder om een filmscript te schrijven over de zelfkant van Los Angeles op basis van Bukowski’s autobiografische verhalen. Deze samenwerking resulteerde in Barfly met Faye Dunaway en Mikey Rourke in de hoofdrollen. (Ga dus, als de dagen weer korter worden en de regen tegen de ramen striemt, dit verhaal lezen en dan de film zien, een fijne combi).

Amsterdam is inmiddels booming met allerlei hippe, strak vormgegeven barretjes. Vroeger waren het de yuppies (Young Urban Professionals) die dit soort tenten bevolkten. Nu zitten er de sukkies (Spoiled Urban Kids)Zij hebben van hun ouders een leuk appartementje gekregen en betalen zonder blikken of blozen drie euro voor een latte of vijf voor een IPA biertje). De laptop staan er opengeklapt terwijl de Iphone wordt opgeladen in een monsterlijk vormgegeven automaat.


De echt lekker ranzige kroeg (dus niet die nagebouwde pseudo-Jordaneese) wordt steeds schaarser in de stad. Zo’n donker hok met een gokautomaat, biljart en een bar die een beetje plakt. Toen ik dus hoorde van een café genaamd Bar Bukowski ben ik op een avond verwachtingsvol naar Oost gefietst. Groot was mijn teleurstelling toen dit weer een van die Instagram-tentjes bleek te zijn waar we er in de stad al zoveel van hebben.

Aardige bediening (daar niet van) en allemaal frisse tiepjes uit de Upper East Side, want zo wordt deze wijk inmiddels al schaamteloos aangeprezen door de snelle makelaartjes op hun scootertjes. Maar ik denk dat Henry Chinaskihet alter ego van Bukowski in zijn verhalen, hier onmiddellijk schreeuwend en tierend naar buiten was gehold. Zelf verliet ik iets rustiger maar inwendig toch nijdig dit brave barretje. In een opwelling nam ik mij voor om meteen de erven Bukowski te koekelen (fijne spelling bedacht door columnist Arthur van Amerongen) en ze op de hoogte te stellen van deze flagrante bezoedeling van de naam en faam van Charles B. Ik heb dit voornemen maar laten varen en ben gevlucht naar mijn geheime plakbar waarvan ik de locatie niet kan vermelden. Zo’n plek waar alle adviezen van de Gezondheidsraad voor kennisgeving wordt aangenomen. Zo’n halfdonker hol waar strategisch wordt gedronken en waar je je in een cartoon van Peter van Straaten waant. Maar waar uiteindelijk toch vroeg of laat de Allerlaatse Ronde wordt genuttigd en de Kastelein der Kasteleins, gehuld in diepzwart rokkostuum met een grijns op zijn bleke gezicht de definitieve eindrekening presenteert.

“What matters most is how well you walk through the fire” 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------




Comments

Popular posts from this blog

CURAÇAO

In 1992 nam ik de rigoreuze beslissing te verhuizen naar Cura ç ao. Ik was bijna veertig maar de eerste vage contouren van een midlife-crisis dienden zich reeds aan. Mijn werk als freelance-cameraman was in full swing, aan spannende klussen geen gebrek, maar er knaagde iets. Hoe nu verder, is that all there is ?  Twee niet onbelangrijke factoren speelden mede een rol: Ten eerste vielen er steeds meer blauwe enveloppen op de deurmat. Ik was destijds een typische creative, veel te druk met groots en meeslepend leven. Op tijd belasting betalen had niet mijn hoogste prioriteit. Live know, pay later was het na ïe ve motto van mij en vele van mijn collega’s. Naast deze fiscale struisvogel-politiek (waar ik later natuurlijk zwaar voor moest boeten en bloeden) speelde er ook een ander, meer persoonlijk dilemma. Mijn toenmalige vriendin maakte mij na twee jaar verkering op allerlei manieren duidelijk dat haar biologische klokje steeds harder begon te tikken. Een geluid da...

EIN ANGENEHMER NACHMITTAG

Ruim een half jaar geleden kregen mijn geliefde en ik een berichtje van onze goede vriend Paul. Of wij zin hadden hem en zijn knappe vriend Frank, Zahnarzt aus Hamburg, te vergezellen naar een uitvoering van een Wagner-opera in het befaamde Festspielhaus in Bayreuth? We keken elkaar even kort aan en riepen in koor: “NU!” Onze code voor Niets Uitstellen! We gebruiken dit mantra de laatste tijd steeds vaker. Het heeft alles te maken met het feit dat we inmiddels met steeds grotere regelmaat afscheid moeten nemen van dierbare vrienden. Er zijn talloze benamingen voor de Dood: Magere Hein, De Man met de Zeis of, in het Engels, het heerlijk onheilspellende The Grim Reaper. Zelf gebruik ik de door Harry Vermeegen bedachte, iets luchtigere maar zeer beeldende titel De Ober met het Laatste Bonnetje . Het is die schimmige figuur in een morsig, donker en versleten colbertje met scheef hangende, zwarte stropdas die vroeg of laat, juist als je het niet verwacht, plotseling op je schouder tikt. -We...

Een slepende affaire

Vorig jaar kreeg ik een interessant verzoek. Of ik als ghostwriter het levensverhaal wilde optekenen van mijn goede vriend Bert Evers. Verhalen in de categorie van krantenjongen tot miljonair zijn er in overvloed, maar het traject dat Bert aflegde is tamelijk opmerkelijk. Begin jaren negentig leerde ik hem kennen tijdens mijn eerste klus op Curaçao. Het betrof een speciale Antilliaanse editie van het praatprogramma van Tineke de Nooij. Het klikte meteen tussen Bert, mij en het eiland. Ik zou daarna nog een aantal keren terugkeren voor diverse andere opnames. De vriendschap werd hechter en uiteindelijk zou ik zelf, op de hielen gezeten door de Inspecteur én diverse dames, bijna drie jaar op het eiland bivakkeren. De carrière van Bert Evers zag er aanvankelijk niet rooskleurig uit. Hij werd begin jaren vijftig geboren in de Mercatorbuurt in Amsterdam-West, als zoon en kleinzoon van hardwerkende café-uitbaters.  Het Mercatorplein in Amsterdam Oud-West Behept met een lichte stotter en ...