Skip to main content

TANTE UIT MAROKKO



Gisteren ben ik teruggekeerd van een korte trip door Marokko die ik maakte met mijn oude vriend Joop. Halverwege de jaren zeventig leerde ik hem kennen. Waar precies kan ik mij niet meer herinneren, maar het moet ongetwijfeld een locatie zijn geweest uit het bekende rijtje Paradiso-Melkweg-Vondelpark-Okshoofd of een andere onvermijdelijke plek waar je elkaar voortdurend trof. Wij zijn vervolgens beiden als roadie gaan werken bij bandjes als Earth & Fire, Herman Brood's Wild Romance, Carlsberg en de Nederlandse editie van The Nina Hagen Band. (Over Nina Hagen een andere keer meer, het volstaat hier te zeggen dat ik daar 's nachts nog wel eens, badend in het zweet, wakker van word.) Joop en ik zijn wonderbaarlijk ongeschonden uit die heftige sex & drugs & rock & roll periode te voorschijn gekomen en ieder onze eigen weg gegaan. Pas recentelijk is onze vriendschap weer hernieuwd. Joop heeft een fenomenaal geheugen en weet nog allerlei sappige details uit de oersoep van het verleden te hengelen. Details die ik vergeten ben of verdrongen heb, maar die ik nu gretig met een mix van opwinding en gêne aanhoor. De opwinding van het leven on the road lijkt mij evident, de schaamte wordt met terugwerkende kracht veroorzaakt door het feit dat het toen "normaal" was dat je televisies uit het hotelraam gooide, om maar iets te noemen. ("Ja, maar Edelachtbare, dat doen ze bij The Who en Black Sabbath óók!") 

Joop heeft vandaag de dag nog steeds zigeunerbloed door de aderen stromen. (Of moet je dat tegenwoordig "Sintibloed" noemen?) Hij was twee weken eerder vooruitgegaan naar Marokko in zijn Volkswagen California camper. Op het afgesproken tijdstip stond hij klaar op het vliegveld van Casablanca. Het plan was om eerst een paar dagen in Rabat te logeren bij zijn zoon Melle, die daar heel stoer een half jaar Arabisch aan het studeren is.

Trotse vader Joop met zoon Melle

Daarna zouden Joop en ik, als twee ouwe hippies, door Marokko toeren. Nu moet ik iets bekennen. Veel columnisten, stand-upcomedians en stukjesschrijvers hebben het fenomeen "kamperen" al tot op het bot uitgekauwd. Ik heb daar niets meer aan toe te voegen. Het volstaat te zeggen dat ik geen voorstander ben van dit concept en dat het horror-clichébeeld  "in het donker met een pleerol in de hand naar een tochtig, schimmelig bakstenen gebouwtje struikelen" nog steeds aan de orde is, zoals ik later zou ervaren. Het logeren bij de gastvrije zoon van Joop was al een soort warming-up voor het echte kampeerwerk. Hoewel warming-up eigenlijk niet het juiste woord is, het was meer een freezing-up. Het studentenkamertje was zoals zo'n hok hoort te zijn: rommelig en ranzig. Veel lege chipszakken, voetbalblaadjes (vader en zoon zijn hardcore Ajacieden) en rondslingerende sokken. Het geruststellende beeld van de universele studentengrot. Het woord grot is hier bewust gekozen want het was er donker, koud en vochtig. Ik kreeg niet één, maar twee slaapzakken aangereikt, een veeg teken. Drie kille nachten heb ik moedig doorstaan. Overdag kwam ik weer op kamertemperatuur tijdens lange wandelingen door de mooie kasba's van Rabat en Casablanca. Buiten deze slentertochten door de diverse souks (hoeveel pantoffels, authentieke lampen en tapijtjes kan een mens verdragen?) was ik aangenaam verrast door het museum voor Moderne Kunst in Rabat, en de nieuwbouw-architectuur van deze en andere Marokkaanse steden.






Wij doen hier in Nederland heel opgezwollen over de door starchitects ontworpen modernistische woningblokken op bijvoorbeeld IJburg en in Almere, maar in Marokko zag ik talloze strakke nieuwbouwwijken in voornamelijk spierwit beton. (Die inderdaad enige gelijkenis vertonen met het iconische Betondorp in Amsterdam-Watergraafsmeer.)


Wat mij betreft mogen de beleidsmakers en stedenbouwkundigen best op onze kosten een studiereis naar Rabat maken om daar eens goed rond te kijken. En dan kunnen ze meteen de vorderingen zien van het zeer spectaculaire Grand Theatre, ontworpen door Zaha Hadid.


En, als ze daar toch zijn, een tip voor de Amsterdamse Groene Khmer: kijk ook eens naar deze vuilniscontainer mét zonnecollector en USB-aansluiting om je smartphone op te laden.


Op dag vier namen wij afscheid van Joops zoon en begon onze tocht. We reden, onder het luidkeels zingen van de klassieker “Ik heb een tante uit Marokko” oostwaarts richting Fès en Meknès.


Prachtige stadjes met wederom mooie souks met kleine steegjes, koffiehuizen en stalletjes met een intimiderende hoeveelheid Albert Cuypmarkt meuk. (Hoe men hier in Allah's naam van kan leven is mij een raadsel.)


De Marokkanen zijn vriendelijk, gastvrij en spreken goed Frans. Beter dan ik in ieder geval.

Aan het einde van een lange dag moest ik er dan toch aan geloven. Joop had een camping iets buiten Meknès gevonden, waar we net voor het donker werd arriveerden.
Er stonden nog een paar andere diehard kampeerders uit Duitsland en Frankrijk, maar we hadden qua plek keuze zat. Onderweg had ik Joop verteld dat mijn vader ook een camper had. Sterker nog, ik durf te beweren dat hij een van de eerste zelfgebouwde kampeerwagens van Nederland heeft gefabriceerd. Begin jaren zestig had hij van groentenhandel Does in Diemen een Citroën HY bus overgenomen, ook wel bekend als "ribbeltjesbus" of "patatbus". Een typisch geniaal Citroën-concept: een hoge vierkante doos op wielen met schuifdeur. Op een zaterdagochtend in mei ging mijn vader de bus te lijf. Gewapend met handboormachine, ijzerzaag en kniptang (elektrisch gereedschap was toen nog zeer kostbaar) begon hij tot mijn grote verbijstering vier gaten in de zijkant van de bus te zagen. Dit zouden uiteindelijk de raampjes worden.



Gedurende een aantal weekends werden langzaam de contouren zichtbaar van een kampeerbus. Mijn vader, dat moge duidelijk zijn, had twee rechterhanden. Een eigenschap die helaas niet erfelijk is gebleken. Vlak voor de zomervakantie was de bus klaar en kon de Grand Tour door Europa beginnen. Ik heb daar zeer goede herinneringen aan, en aan de vele vakanties met mijn ouders en broertje daarna.



Dus om na ruim vijftig jaar weer eens in zo'n bus te slapen was wel een gebeurtenis. En ook een uitdaging. Naast de gevreesde gang-naar-Canossa-met-pleerol bleek de VW-camper voor twee volwassen Hollandse kerels veel kleiner dan ik dacht. Maar Joop bleek een ervaren Gipsy, eh sorry, Sinti. Hij toverde ergens uit een verborgen laatje een blik tomaten tevoorschijn, uit een ander kastje een pak spaghetti, uit het dashboardkastje een teen knoflook en amper een halfuur later kreeg ik een verrukkelijke pasta voorgeschoteld.

Jammer dat we vergeten waren een fles wijn te halen. Marokko is, zoals jullie ongetwijfeld weten, islam ultra-light. Zelf drinkt men geen alcohol, maar er wordt volop uitstekende wijn geproduceerd die vol trots aan buitenlanders wordt gesleten.
En toen was het tijd om te gaan slapen. Middels een ingenieus opklapsysteem, waarbij bovenin ook een slaapplaats werd gecreëerd, waren we klaar voor de nacht.


De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik prima heb geslapen en het, dankzij de standaard twee slaapzakken, dit keer niet koud heb gehad. De eigenaar van de camping kwam 's ochtends langs met zoete thee die we opdronken in een heerlijk zonnetje.


"Joop", zei ik plechtig, "Het was na al die jaren een mooie ervaring weer eens ouderwets te kamperen. En omdat ik al een paar dagen geniet van jouw gastvrijheid wil ik iets terugdoen. Ik heb zojuist, toen jij onder die koude douche in het pleehok stond, via mijn smartphone voor twee nachten het Tanger Hilton geboekt!"
Er werd even tegengesputterd, maar Joop zag wel in dat dit kansloos was.
Na een adembenemende rit zaten we 's avonds, lekker ruikend en schoongebadderd, met een glas mooie Marokkaanse wijn in het geweldige café van Cinema Rif in downtown Tanger.


Uitkijkend op het Grand Socco plein begreep ik volkomen dat schilders als Matisse en Delacroix en schrijvers als Paul Bowles, William Burroughs, Jack Kerouac en Truman Capote zich hier thuisvoelden. Ik bracht een toost uit op mijn oude reismakker.
"Santé, mon cher Joop. Mes jours de camping sont finis pour toujours. Maar ik had dit voor geen goud willen missen!"
------------------------------------------------------------------------------------------------
Met dank aan Joop Hoffman en Emilia van Heuven

Comments

Popular posts from this blog

CURAÇAO

In 1992 nam ik de rigoreuze beslissing te verhuizen naar Cura ç ao. Ik was bijna veertig maar de eerste vage contouren van een midlife-crisis dienden zich reeds aan. Mijn werk als freelance-cameraman was in full swing, aan spannende klussen geen gebrek, maar er knaagde iets. Hoe nu verder, is that all there is ?  Twee niet onbelangrijke factoren speelden mede een rol: Ten eerste vielen er steeds meer blauwe enveloppen op de deurmat. Ik was destijds een typische creative, veel te druk met groots en meeslepend leven. Op tijd belasting betalen had niet mijn hoogste prioriteit. Live know, pay later was het na ïe ve motto van mij en vele van mijn collega’s. Naast deze fiscale struisvogel-politiek (waar ik later natuurlijk zwaar voor moest boeten en bloeden) speelde er ook een ander, meer persoonlijk dilemma. Mijn toenmalige vriendin maakte mij na twee jaar verkering op allerlei manieren duidelijk dat haar biologische klokje steeds harder begon te tikken. Een geluid da...

EIN ANGENEHMER NACHMITTAG

Ruim een half jaar geleden kregen mijn geliefde en ik een berichtje van onze goede vriend Paul. Of wij zin hadden hem en zijn knappe vriend Frank, Zahnarzt aus Hamburg, te vergezellen naar een uitvoering van een Wagner-opera in het befaamde Festspielhaus in Bayreuth? We keken elkaar even kort aan en riepen in koor: “NU!” Onze code voor Niets Uitstellen! We gebruiken dit mantra de laatste tijd steeds vaker. Het heeft alles te maken met het feit dat we inmiddels met steeds grotere regelmaat afscheid moeten nemen van dierbare vrienden. Er zijn talloze benamingen voor de Dood: Magere Hein, De Man met de Zeis of, in het Engels, het heerlijk onheilspellende The Grim Reaper. Zelf gebruik ik de door Harry Vermeegen bedachte, iets luchtigere maar zeer beeldende titel De Ober met het Laatste Bonnetje . Het is die schimmige figuur in een morsig, donker en versleten colbertje met scheef hangende, zwarte stropdas die vroeg of laat, juist als je het niet verwacht, plotseling op je schouder tikt. -We...

Een slepende affaire

Vorig jaar kreeg ik een interessant verzoek. Of ik als ghostwriter het levensverhaal wilde optekenen van mijn goede vriend Bert Evers. Verhalen in de categorie van krantenjongen tot miljonair zijn er in overvloed, maar het traject dat Bert aflegde is tamelijk opmerkelijk. Begin jaren negentig leerde ik hem kennen tijdens mijn eerste klus op Curaçao. Het betrof een speciale Antilliaanse editie van het praatprogramma van Tineke de Nooij. Het klikte meteen tussen Bert, mij en het eiland. Ik zou daarna nog een aantal keren terugkeren voor diverse andere opnames. De vriendschap werd hechter en uiteindelijk zou ik zelf, op de hielen gezeten door de Inspecteur én diverse dames, bijna drie jaar op het eiland bivakkeren. De carrière van Bert Evers zag er aanvankelijk niet rooskleurig uit. Hij werd begin jaren vijftig geboren in de Mercatorbuurt in Amsterdam-West, als zoon en kleinzoon van hardwerkende café-uitbaters.  Het Mercatorplein in Amsterdam Oud-West Behept met een lichte stotter en ...