Gisteren ben ik teruggekeerd van een korte trip door Marokko die ik maakte met mijn oude vriend Joop. Halverwege de jaren zeventig leerde ik hem kennen. Waar precies kan ik mij niet meer herinneren, maar het moet ongetwijfeld een locatie zijn geweest uit het bekende rijtje Paradiso-Melkweg-Vondelpark-Okshoofd of een andere onvermijdelijke plek waar je elkaar voortdurend trof. Wij zijn vervolgens beiden als roadie gaan werken bij bandjes als Earth & Fire, Herman Brood's Wild Romance, Carlsberg en de Nederlandse editie van The Nina Hagen Band. (Over Nina Hagen een andere keer meer, het volstaat hier te zeggen dat ik daar 's nachts nog wel eens, badend in het zweet, wakker van word.) Joop en ik zijn wonderbaarlijk ongeschonden uit die heftige sex & drugs & rock & roll periode te voorschijn gekomen en ieder onze eigen weg gegaan. Pas recentelijk is onze vriendschap weer hernieuwd. Joop heeft een fenomenaal geheugen en weet nog allerlei sappige details uit de oersoep van het verleden te hengelen. Details die ik vergeten ben of verdrongen heb, maar die ik nu gretig met een mix van opwinding en gêne aanhoor. De opwinding van het leven on the road lijkt mij evident, de schaamte wordt met terugwerkende kracht veroorzaakt door het feit dat het toen "normaal" was dat je televisies uit het hotelraam gooide, om maar iets te noemen. ("Ja, maar Edelachtbare, dat doen ze bij The Who en Black Sabbath óók!")
![]() |
![]() |
Trotse vader Joop met zoon Melle |
Daarna zouden Joop en ik, als twee ouwe hippies,
door Marokko toeren. Nu moet ik iets bekennen. Veel columnisten, stand-upcomedians en stukjesschrijvers
hebben het fenomeen "kamperen" al tot op het bot uitgekauwd. Ik heb
daar niets meer aan toe te voegen. Het volstaat te zeggen dat ik geen
voorstander ben van dit concept en dat het horror-clichébeeld "in het donker met een pleerol in
de hand naar een tochtig, schimmelig bakstenen gebouwtje struikelen" nog
steeds aan de orde is, zoals ik later zou ervaren. Het logeren bij de gastvrije
zoon van Joop was al een soort warming-up voor het echte kampeerwerk. Hoewel
warming-up eigenlijk niet het juiste woord is, het was meer een freezing-up. Het studentenkamertje was
zoals zo'n hok hoort te zijn: rommelig en ranzig. Veel lege chipszakken,
voetbalblaadjes (vader en zoon zijn hardcore
Ajacieden) en rondslingerende sokken. Het geruststellende beeld van de
universele studentengrot. Het woord grot is hier bewust gekozen want het was er
donker, koud en vochtig. Ik kreeg niet één, maar twee slaapzakken aangereikt,
een veeg teken. Drie kille nachten heb ik moedig doorstaan. Overdag kwam ik
weer op kamertemperatuur tijdens lange wandelingen door de mooie kasba's van
Rabat en Casablanca. Buiten deze slentertochten door de diverse souks (hoeveel
pantoffels, authentieke lampen en tapijtjes kan een mens verdragen?) was ik
aangenaam verrast door het museum voor Moderne Kunst in Rabat, en de nieuwbouw-architectuur
van deze en andere Marokkaanse steden.
Wij doen hier in Nederland heel opgezwollen over
de door starchitects ontworpen
modernistische woningblokken op bijvoorbeeld IJburg en in Almere, maar in Marokko
zag ik talloze strakke nieuwbouwwijken in voornamelijk spierwit beton. (Die
inderdaad enige gelijkenis vertonen met het iconische Betondorp in
Amsterdam-Watergraafsmeer.)
Wat mij betreft mogen de beleidsmakers en stedenbouwkundigen
best op onze kosten een studiereis naar Rabat maken om daar eens goed rond te
kijken. En dan kunnen ze meteen de vorderingen zien van het zeer spectaculaire
Grand Theatre, ontworpen door Zaha Hadid.
En, als ze daar toch zijn, een tip voor de
Amsterdamse Groene Khmer: kijk ook eens naar deze vuilniscontainer mét
zonnecollector en USB-aansluiting om je smartphone op te laden.
Op dag vier namen wij afscheid van Joops zoon en
begon onze tocht. We reden, onder het luidkeels zingen van de klassieker “Ik
heb een tante uit Marokko” oostwaarts richting Fès en Meknès.
Prachtige stadjes met wederom mooie souks met
kleine steegjes, koffiehuizen en stalletjes met een intimiderende hoeveelheid Albert Cuypmarkt meuk. (Hoe men hier in Allah's
naam van kan leven is mij een raadsel.)
De Marokkanen zijn vriendelijk, gastvrij en spreken
goed Frans. Beter dan ik in ieder geval.
Aan het einde van een lange dag moest ik er dan toch
aan geloven. Joop had een camping iets buiten Meknès gevonden, waar we net voor
het donker werd arriveerden.
Er stonden nog een paar andere diehard kampeerders
uit Duitsland en Frankrijk, maar we hadden qua plek keuze zat. Onderweg had ik
Joop verteld dat mijn vader ook een camper had. Sterker nog, ik durf te beweren
dat hij een van de eerste zelfgebouwde kampeerwagens van Nederland heeft
gefabriceerd. Begin jaren zestig had hij van groentenhandel Does in Diemen een
Citroën HY bus overgenomen, ook wel bekend als "ribbeltjesbus" of
"patatbus". Een typisch geniaal Citroën-concept: een hoge vierkante
doos op wielen met schuifdeur. Op een zaterdagochtend in mei ging mijn vader de
bus te lijf. Gewapend met handboormachine, ijzerzaag en
kniptang (elektrisch gereedschap was toen nog zeer kostbaar) begon hij tot mijn
grote verbijstering vier gaten in de zijkant van de bus te zagen. Dit zouden
uiteindelijk de raampjes worden.
Dus om na ruim vijftig jaar weer eens in zo'n bus
te slapen was wel een gebeurtenis. En ook een uitdaging. Naast de gevreesde
gang-naar-Canossa-met-pleerol bleek de VW-camper voor twee volwassen Hollandse
kerels veel kleiner dan ik dacht. Maar Joop bleek een ervaren Gipsy, eh sorry, Sinti. Hij toverde ergens uit een verborgen laatje een blik tomaten
tevoorschijn, uit een ander kastje een pak spaghetti, uit het dashboardkastje
een teen knoflook en amper een halfuur later kreeg ik een verrukkelijke pasta
voorgeschoteld.
Jammer dat we vergeten waren een fles wijn te
halen. Marokko is, zoals jullie ongetwijfeld weten, islam ultra-light. Zelf drinkt men geen alcohol, maar er wordt volop uitstekende
wijn geproduceerd die vol trots aan buitenlanders wordt gesleten.
En toen was het tijd om te gaan slapen. Middels
een ingenieus opklapsysteem, waarbij bovenin ook een slaapplaats werd
gecreëerd, waren we klaar voor de nacht.
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik prima heb
geslapen en het, dankzij de standaard twee slaapzakken, dit keer niet koud heb
gehad. De eigenaar van de camping kwam 's ochtends langs met zoete thee die we
opdronken in een heerlijk zonnetje.
"Joop", zei ik plechtig, "Het was
na al die jaren een mooie ervaring weer eens ouderwets te kamperen. En omdat ik
al een paar dagen geniet van jouw gastvrijheid wil ik iets terugdoen. Ik heb
zojuist, toen jij onder die koude douche in het pleehok stond, via mijn
smartphone voor twee nachten het Tanger Hilton geboekt!"
Er werd even tegengesputterd, maar Joop zag wel in
dat dit kansloos was.
Na een adembenemende rit zaten we 's avonds, lekker
ruikend en schoongebadderd, met een glas mooie Marokkaanse wijn in het
geweldige café van Cinema Rif in downtown Tanger.
Uitkijkend op het Grand Socco plein begreep ik
volkomen dat schilders als Matisse en Delacroix en schrijvers als Paul Bowles,
William Burroughs, Jack Kerouac en Truman Capote zich hier thuisvoelden. Ik
bracht een toost uit op mijn oude reismakker.
"Santé, mon cher Joop. Mes jours de
camping sont finis pour toujours. Maar ik had dit voor geen goud willen missen!"
------------------------------------------------------------------------------------------------
Met dank aan Joop Hoffman en Emilia van Heuven
Comments
Post a Comment