Sinds een paar jaar woon ik letterlijk op een steenworp afstand van de Amsterdamse Pijp. Vroeger een arme volksbuurt, thans hét schoolvoorbeeld van gentrification. Het makelaarsgilde vraagt in deze inmiddels welvarende enclave schaamteloos vier ton voor een hok van 45 vierkante meter driehoog achter. Met als extra een "klein maar authentiek dakterras" (het vlondertje waar ome Ger vroeger zijn duiven molk).
En ook 's avonds is het dringen in alle hippe oester- en cocktailbarretjes waar een gin-tonic inmiddels veertien euro doet. De Pijp wordt zodoende, naast de gebruikelijke rolkofferbrigade, gedomineerd door frisse, vrolijke, jongens en meiden uit alle provincies alsmede laptop-expats die hooguit mopperen over het feit dat ze hun Van Moof fietsen niet voor de deur kunnen parkeren. Ik hoor je nu denken: "Gaat grumpy old Mulder tegen dit alles bezwaar maken?" Nee hoor, ik gun het ze van harte, cheers! Maar wel een beetje jammer dat de echte Amsterdammer, in al zijn verschijningsvormen, een beetje ondergesneeuwd raakt. Ze zijn er nog wel, maar je moet steeds dieper the heart of darkness in om ze in het wild te zien. Samen met mijn goede vriend R. ben ik al een tijdje bezig met veldonderzoek om een en ander in kaart te brengen. In het kader hiervan bezoeken wij regelmatig kroegen van twijfelachtige reputatie om daar op volstrekt onwetenschappelijke wijze antropologie te bedrijven. De omschrijving "kroeg van twijfelachtige reputatie" is licht ironisch bedoeld en romantiseert de tijd dat je in cafés op de Zeedijk of in de Jordaan regelmatig getuige kon zijn van een handgemeen (waarbij, volgens protocol, het vuistgevecht buiten voor de deur plaatsvond). R. en ik hebben ons huiswerk gedaan en kennen onze klassiekers. Met eervolle vermeldingen voor Simon Carmiggelt, Gerard Reve en de enige echte wetenschapper op dit gebied, Midas Dekkers, bioloog en zelf zoon van een kroegbaas. (Ik heb al eerder zijn boek "Volledige vergunning" warm aanbevolen.)
Ons specialisme is het gedrag van de Homo amstelodamum, een merkwaardige maar interessante soort die nog net niet met uitsterven wordt bedreigd. Wij menen, zeker na een aantal versnaperingen, dat wij nog wat interessante observaties kunnen toevoegen aan het dossier van de Homo a. Dat is niet zonder risico, want in deze tijd van steeds meer overgevoeligheden word je geacht alle waarnemingen over anderen uiterst neutraal te formuleren. Als je dan toch besluit het mijnenveld der meningen te betreden, moet je wel incalculeren dat je licht tot zwaar gewond zou kunnen raken. Gelukkig behoren zowel vriend R. als ik zélf tot de originele stam der Homo a., dus kunnen we ons iets meer frivoliteiten permitteren. Wat ons voornamelijk opvalt bij onze expedities is dat de oorspronkelijke Homo a. opvallend lelijk is. Oeps! Hier trappen we meteen bijna op zo'n landmijn. Om deze vervolgens voorzichtig te demonteren door de kwalificatie lelijk te nuanceren. Misschien is karakteristiek een betere term? Hm, is toch iets te politiek correct. Het woord "Karpatenkop" kan hier wat ons betreft wel ongestraft gebruikt worden, temeer daar deze term is bedacht door Reve, ook Amsterdammer van geboorte. Verder, en nu schuifelen we toch weer over explosief terrein, kun je in bovengenoemde vage cafeetjes met eigen ogen constateren dat wij allemaal een beetje neanderthaler-dna in ons dragen.
Ook hun verre nazaten, waarmee we hier gezellig aan de bar zitten, zijn nu niet bepaald Griekse goden of godinnen. We laten de vraag "wie is eigenlijk lelijk, wie is mooi?" wijselijk maar even in de lucht hangen. (Hoewel ik zelf ongeneeslijk hetero ben, vind ik bijvoorbeeld George Clooney een mooie man, maar dat vind ik eigenlijk ook van Serge Gainsbourg. Daar ga je al.)
De Homo amstelodamum, en dan met name de gave exemplaren waarmee wij hier vanavond in hun natuurlijke habitat (in dit geval café Hegeraad) doorzakken, moet het hebben van postuur (beetje lomp, grote kolenschoppen), volume, het quasi-chagrijnig door de neus praten en het accent. Dit laatste is cruciaal. Het Amsterdams kent vele varianten. Ik heb ooit iemand ontmoet die het verschil kon horen tussen Noord- en Zuidjordanees. Maar elke poging tot het faken van een zo'n accent wordt hier genadeloos afgestraft. Ooit zag ik een aflevering van de successerie Gooise Vrouwen. Daarin figureerde een karikaturale joviale Mokummer, ene Martin Morero. De acteur in kwestie, Peter Paul Muller, sprak met een Amsterdams accent dat niet bestaat. (Dat hij oorspronkelijk uit Rotterdam komt, hielp ook niet echt.) Laten we dan ook afspreken dat alléén Kees Prins, Maarten Spanjer en Michiel Romeyn dit soort rollen voor hun rekening nemen.
Naarmate de avond vordert en de Homo a. meer alcohol in zijn bloedbaan krijgt komt de vier procent neanderthalensis langzaam maar zeker naar boven borrelen. (De juiste chemische formule voor dit proces zijn we nog aan het ontrafelen.) Er wordt nu meer en vooral luider onverstaanbaar gegromd en het keihard op de schouders slaan wordt steeds krachtiger, zonder dat de sfeer agressief wordt. Integendeel, we voelen een steeds warmere onderlinge band ontstaan in ons hol. Het regelmatig ontsteken van kleine vuurtjes is helaas naar buiten verbannen, maar dat heeft nauwelijks invloed op de groepscohesie. Dan gooit de uitbater nog wat olie op het neanderthaler-dna door een nagenoeg verdwenen ritueel uit de Late IJstijd nieuw leven in te blazen: rondje voor de hele grot! Het lawaai en gestamp bereikt nu een hoogtepunt.
De definitieve conclusie van onze research laat nog even op zich wachten, maar R. en ik weten nu al twee dingen zeker:
1-de homeopatische verdunning van de Homo neanderthalensis met de Homo amstelodamum is niet zo dun als we dachten en,
2- voor de prijs van anderhalve gin-tonic uit De Pijp hebben wij een topavond gehad!
-----------------------------------------------------------------------------------------------
© 2020 Martin Mulder
Met dank aan Emilia van Heuven
Comments
Post a Comment