Skip to main content

ALMOST CUT MY HAIR


Nu alle kappers voorlopig nog gesloten blijven laat ik, behalve een wasbeurt en wat nonchalant geborstel, mijn haar vrijuit voortwoekeren. Gisteren vroeg ik aan mijn geliefde: "Vind je niet dat ik sinds de lockdown een woest aantrekkelijk kapsel heb?"
"Keep dreaming, baby!" was het antwoord.
Het is al door veel columnisten gesignaleerd: ons haar lijdt zichtbaar onder de crisis. Zelf ben ik genetisch gezegend met goed haar dat, in het pre-coronatijdperk, een regelmatig bezoek aan de kapper vereiste. Met frisse tegenzin liet ik mij door mijn partner regelmatig naar een gediplomeerd barbier sturen. Maar, ik heb altijd een haat-haat relatie gehad met kappers. Ik ga nog liever naar de tandarts. Hiervan is, weinig verrassend, een klein jeugdtrauma de oorzaak. Mijn vader, allround als hij was, vond het weggegooid geld om mij en mijn broertje naar een echte kapper te sturen. Hij, en vele ouders met hem, hebben eigenhandig de rebellie van de jeugd tegen het ouderlijk gezag enorm aangewakkerd door ons met botte keukenscharen en tondeuses te lijf te gaan.
Broertje Peter onder het mes
Ik begreep de term crew cut niet goed, maar vond het resultaat inderdaad altijd goed kut. Eenmaal op eigen benen liet ik in de sixties natuurlijk mijn haar groeien tot hippie-lengte. Al onze muzikale helden hadden tenslotte lang haar. In retrospect was het door de oudere generatie verafschuwde "Beatles-kapsel" een uiterst brave, bijna gereformeerde coupe. Nee, dan Roger Daltrey, Neil Young of Wally Tax, to name a few, dat was het echte werk!
Begin jaren zeventig liep ik erbij als de in 2014 overleden legendarische bluesgitarist Johnny Winter.

Maar toen de hippiecultuur uiteindelijk roemloos ten onder ging moest de schaar er weer in. Op aanraden van een vriendin ging ik schoorvoetend naar een trendy kapsalon, ergens op de Lijnbaansgracht. Daar had ik een bijnadood ervaring. Weerloos vastgenageld in een stoel, onder felle halogeenlampen, bedekt met een groen laken, zag ik mijzelf in de spiegel: een mager, lijkbleek gezicht met holle ogen, de dood van Pierlala. Wie is deze zombie? Ben ik dit na een overdosis Rode Libanon? Het zweet brak mij uit. Tot overmaat van ramp werd ik geknipt door een veel te mooie vrouw waarover in de stad werd gefluisterd dat ze verhoudingen had met Barry Hay, Herman Brood, Peter Sjardin en andere lokale legendes. Die wetenschap vond ik zo intimiderend dat elke poging tot een interessant gesprek met deze vamp bij voorbaat kansloos was. De kunst van light conversation verstond ik toen nog niet. (Inmiddels heb ik die goed onder de knie, ik bluf mij nu schaamteloos door elk willekeurig onderwerp heen.)
Na deze existentiële horror-ervaring besloot ik nooit meer naar een kapper te gaan. Het tijdperk van het zelfknippen brak aan: een gecompliceerde techniek met twee spiegels, waarbij je linker- en rechterhersenhelft volledig met elkaar in conflict komen. Pas na een kwartier onhandig geknip krijg je een beetje controle over die ingewikkelde omgedraaide motoriek. Maar dan is het kwaad al geschied.
Er zijn gelukkig geen foto's van het resultaat, maar het leek een beetje op het kapsel van Philip Oakey, de zanger van The Human League.

Zelf was ik niet ontevreden over deze huisvlijt, maar op een gegeven moment kreeg ik van mijn geliefde een zelfknipverbod. Ik moest mij wederom vervoegen bij de echte vakman. Dit keer een ouderwetse, zeer onhippe kapper op de Vijzelgracht, Marco van Dulst. De eerste keer dat ik daarheen ging had ik mijn huiswerk goed gedaan en mij voorbereid op de onvermijdelijke vraag "Hoe wil je het hebben?"
Op mijn telefoon had ik twee voorbeelden van coole kapsels gezet: die van David Bowie en Paul Weller.

Maar toen ik ongevraagd uitgebreid werd gewassen en gespoeld en vervolgens als een mummie ingekapseld, kon ik niet meer bij mijn telefoon. Dus ik zei wat ik vroeger als kleine jongen met een benauwd stemmetje tegen mijn vader zei: "Niet te kort, niet te kort!" Marco begon met zijn arbeid, ik zocht snel naar een luchtig gespreksonderwerp. Maar dat was bij de Edward Scissorhands van de Vijzelgracht niet nodig. Hij nam qua conversatie het voortouw en liet dat niet meer los. Ik hoefde alleen maar een beetje instemmend te hummen. De confrontatie met mijn spiegelbeeld ging dit keer goed (You talkin' to me?) en over het resultaat was ik niet ontevreden. Vorige week heb ik een nieuwe mijlpaal bereikt op coiffeergebied. Ik moest het haar van mijn geliefde bijkleuren (met dank aan de lockdown). Vrouwelijke lezers weten wat hierbij komt kijken: flacons met stinkende chemische meuk, plastic handschoenen (waar ik niet in paste), borsteltjes, spateltjes, veel theedoeken en een cryptische gebruiksaanwijzing. Ik besloot er in onze krappe keuken een gezellige boel van te maken, trok een fleurig bloemetjeshemd aan, zette een kabbelend loungemuziekje op en zei: "Darling, welkom bij Chez Martin! Eerst maar een espressootje? Een chardonnaytje? Of iets sterkers, a little hair of the dog? En vertel, hoe is het met die knappe zoons van je?" Ook hier heb ik mij voortvarend doorheen gebluft. Mijn vader zou trots op mij zijn geweest. Qua kapsel is de ouwe hippie/rocker in mij nooit helemaal verdwenen. Met enige regelmaat krijg ik door wildvreemden de volgende opmerking naar mijn rommelige hoofd geslingerd: "Weet je op wie je een beetje lijkt?"
Ik zet mij dan schrap, want het is steeds weer een andere coryfee.
"Op die ene van Bolland, je weet wel, van Bolland & Bolland!"


Dat is voor mij het moment om ogenblikkelijk weer naar de Vijzelgracht te sprinten. Met de deur nog in mijn hand roep ik: "Help! Het is weer zover!"
Marco kijkt op van zijn knipwerk.
"O ja? Op wie lijk je nu weer, Boris Johnson, Donald Trump?"
"Nee, veel erger. Die ene van Bolland, Rob of Ferdi, ik haal ze altijd door elkaar."
Hij wijst naar het zithoekje. "Ga maar zitten Robbie, ik kom zo bij je..."
---------------------------------------------------------------------------------------------
© 2020  Martin Mulder        
Eindredactie Emilia van Heuven
P.S.: Op speciaal verzoek wederom een prijsvraag: op welke langharige artiest/muzikant lijkt de edelman op de ets van Rembrandt (bovenaan deze column) nog het meest? Een goede fles wijn voor de meest originele inzending.

 



Comments

Post a Comment

Popular posts from this blog

CURAÇAO

In 1992 nam ik de rigoreuze beslissing te verhuizen naar Cura ç ao. Ik was bijna veertig maar de eerste vage contouren van een midlife-crisis dienden zich reeds aan. Mijn werk als freelance-cameraman was in full swing, aan spannende klussen geen gebrek, maar er knaagde iets. Hoe nu verder, is that all there is ?  Twee niet onbelangrijke factoren speelden mede een rol: Ten eerste vielen er steeds meer blauwe enveloppen op de deurmat. Ik was destijds een typische creative, veel te druk met groots en meeslepend leven. Op tijd belasting betalen had niet mijn hoogste prioriteit. Live know, pay later was het na ïe ve motto van mij en vele van mijn collega’s. Naast deze fiscale struisvogel-politiek (waar ik later natuurlijk zwaar voor moest boeten en bloeden) speelde er ook een ander, meer persoonlijk dilemma. Mijn toenmalige vriendin maakte mij na twee jaar verkering op allerlei manieren duidelijk dat haar biologische klokje steeds harder begon te tikken. Een geluid da...

MOPPERENDE MIDDENSTANDER

Het zal niemand zijn ontgaan: warenhuis Hudson's Bay heeft definitief het loodje gelegd en trekt zich met hangende pootjes terug uit Nederland. Wat retailexperts de laatste weken met veel aplomb hebben uitgelegd over deze marketingblunder zagen we natuurlijk al vanaf day one aankomen. Het paradepaardje van dit Canadese warenhuis ging in 2017 open, gehuisvest in een nieuw opgetrokken pand op het Rokin. Een misbaksel dat op miraculeuze wijze goedgekeurd werd door het stadhuis. (Vroeger "Kremlin a/d Amstel" genoemd, thans "Hoofdkwartier van de Groene Khmer.") Technisch gezien was Hudson's Bay slechts de huurder van dit architectonisch affront vlak bij de Dam. Voor de werknemers lijkt de sluiting vervelend, maar het goede nieuws is dat door het schreeuwend tekort aan winkelpersoneel ze slechts het Rokin hoeven over te steken om meteen aan de slag te gaan bij bijvoorbeeld de Japanse nieuwkomer Uniqlo. (Een concept waarvan ik denk: die gaat h...

Een slepende affaire

Vorig jaar kreeg ik een interessant verzoek. Of ik als ghostwriter het levensverhaal wilde optekenen van mijn goede vriend Bert Evers. Verhalen in de categorie van krantenjongen tot miljonair zijn er in overvloed, maar het traject dat Bert aflegde is tamelijk opmerkelijk. Begin jaren negentig leerde ik hem kennen tijdens mijn eerste klus op Curaçao. Het betrof een speciale Antilliaanse editie van het praatprogramma van Tineke de Nooij. Het klikte meteen tussen Bert, mij en het eiland. Ik zou daarna nog een aantal keren terugkeren voor diverse andere opnames. De vriendschap werd hechter en uiteindelijk zou ik zelf, op de hielen gezeten door de Inspecteur én diverse dames, bijna drie jaar op het eiland bivakkeren. De carrière van Bert Evers zag er aanvankelijk niet rooskleurig uit. Hij werd begin jaren vijftig geboren in de Mercatorbuurt in Amsterdam-West, als zoon en kleinzoon van hardwerkende café-uitbaters.  Het Mercatorplein in Amsterdam Oud-West Behept met een lichte stotter en ...