(Korte inhoud van het voorafgaande: Ondergetekende en zijn geliefde zijn gezwicht voor een GVG naar Turkije en op weg naar het eerste hotel)
De comfortabele bus bracht ons naar het eerste hotel op deze epische reis, het Golden Tulip Istanbul. Klonk niet heel exotisch maar wel vertrouwd. In de hal begon het ritueel dat zich nog vele malen zou herhalen: het opnoemen van de namen door onze gids Osman en het uitdelen van de kamersleutels. De verdeling was volkomen willekeurig, je moest maar afwachten of je hetzij de grootste, hetzij de kleinste kamer had gewonnen. Voor ons viel de loterij deze eerste keer redelijk gunstig uit. Een ruime kamer met weids uitzicht over volgebouwde heuvels en in de verte de wolkenkrabber-skyline van het zakendistrict van Istanbul.
Omdat iedereen toch een beetje moest bijkomen van de reis verzamelde zich beneden al snel een groepje deelnemers dat snakte naar een drankje. Daar werd ons de onthutsende mededeling gedaan dat het hier een alcoholvrij hotel betrof. Geen bar, geen goed gevulde minibar op de kamer. Totale verbijstering alom. Dat we mogelijk later op onze reis, diep in de binnenlanden, wat moeite zouden ondervinden met het bestellen van een glas wijn was ingecalculeerd. Maar dat we nú al, midden in het kosmopolitische Istanbul, te maken kregen met dit ongemak, daar hadden we niet op gerekend. De meesten dropen, zichtbaar teleurgesteld, af naar hun kamer. Ik vervoegde mij op hoge poten bij de receptie met de klacht dat deze drooglegging voor een internationaal toeristenhotel wel bijzonder merkwaardig was. (Ik slikte maar in dat de Golden Tulip-keten in het verleden garant stond voor het onderdak bieden aan dorstige en schuinsmarcherende handelsreizigers en dames van twijfelachtige reputatie.) Het bleek dat de naam was doorverkocht aan een hotelketen waarvan het management kennelijk nogal streng in de leer is. De sticker op het nachtkastje, met daarop de kompasrichting naar Mekka, was natuurlijk al een indicatie dat we het decadente, goddeloze Westen achter ons hadden gelaten.
Maar zo snel gaf ik niet op. In een verre hoek van de lobby zag ik aan de body language van een jonge hotelmedewerker dat hij mij wellicht (wink wink) van dienst kon zijn. Ik slenterde onopvallend naar hem toe. Hij vertelde op fluistertoon in goed Engels dat vlak bij het eerste kruispunt links een convenience store was die mogelijk uitkomst zou bieden. Ik stapte de frisse nacht in en vond inderdaad na een paar honderd meter iets wat bij ons een avondwinkel zou heten. Binnen, onder vaal tl-licht, vroeg ik zonder omhaal:
-Merhaba! You have wine? Red wine?
Er stonden nog twee klanten in de winkel die mij samenzweerderig geruststellend toeknikten. De winkelier ging door de knieën en verdween even uit zicht. Het begrip “onder de toonbank” werd hier treffend uitgebeeld. Voor vertrek had ik al ouderwets een omrekentabel op een blaadje geschreven en enigszins uit mijn hoofd geleerd. Duizend lira bleek ongeveer tweeëntwintig euro. Voor een fles onduidelijke Armeense wijn niet echt goedkoop maar nood breekt wetten, zowel de Christelijke als de Islamitische. Met moeite kreeg ik van het hotel twee colaglazen mee uit het restaurant en ik klopte op de deur van onze hotelkamer.
-Wie is daar?
-The Pusher!
Mijn ouwe trouwe Zwitsers zakmes was wederom zijn gewicht in goud waard. We nipten aan de wijn die niet eens zo slecht was. Nel voelde zich nu een beetje schuldig. Moest ze niet toch haar zus en haar vriendin en haar oude schoolvriendin uitnodigen voor een glaasje? Dit zou weliswaar onze voorraad behoorlijk reduceren maar ja…
Ze begon te bellen. Gelukkig is Zus behoorlijk avontuurlijk ingesteld. Die vond het geen enkel probleem zelf ook nog even naar buiten te gaan voor wat boodschappen. Ik legde haar uit hoe ze bij de avondwinkel moest komen en welke wijn te kopen.
De volgende ochtend bij het ontbijt begrepen we dat de beruchte Turkse inflatie inderdaad gierend is. Dezelfde fles Armeense wijn was, na mijn bezoek, in die korte tijd veertig procent in prijs gestegen.
Het programma van onze eerste echte dag in Turkije was goed gevuld: bezoeken aan het Topkapi Paleis, de Hagia Sophia en de Blauwe Moskee. Ik moest er nu echt aan geloven: het door mij zo gehate sjokken-achter-gids-met-vlaggetje was begonnen.
Heel laf en mijzelf voor de gek houdend (“ik hoor hier eigenlijk niet bij”) liet ik mij ver afzakken in het peloton. Maar mijn Nel maakte daar direct korte metten mee.
-Mulder! Schiet op! Waar blijf je?
Verder tegenstribbelen was zinloos en kinderachtig. Wel weigerde ik, als laatste daad van verzet, zo’n stom oortje te dragen waarin onze Osman, in zijn geheel eigen, charmante versie van het Nederlands, allerlei wetenswaardigheden pruttelde. Bij de imposante Hagia Sophia konden we vast oefenen in het soepel uittrekken van de schoenen en de dames in het op creatieve wijze omknopen van hoofddoekjes.
De Hagia Sophia is recentelijk weer van museum (waar hoofddoeken niet verplicht zijn) tot officiële moskee verklaard. We hadden al begrepen dat de ooit door Atatürk bedachte strenge scheiding van Kerk en Staat steeds meer onder druk is komen te staan. Er wordt nu in moskeeën op toegezien dat vrouwelijke toeristen niet ál te frivool en losjes met hun hoofdbedekking omgaan.
Het reisschema van de komende weken bood voldoende gelegenheid om er af en toe zelfstandig op uit te gaan. Bijvoorbeeld voor de lunch. Eten bestellen in verre landen kan soms spannend zijn. Eigenlijk moet ik zeggen: was ooit spannend. Dankzij Google Translate is het bestellen van een “uitsmijter bruinbrood met ham en dooier meegebakken” nu een plakje cake. Gebruik van vertaalapps is reuze handig maar ook een beetje gemakzuchtig. Gelukkig zijn daar de overal aanwezige, kleurrijke fotomenukaarten om alle risico’s uit te sluiten. Ik viel meteen voor het geweldig klinkende “Kuzu Pirzola” (lamskoteletjes) en prentte dit gerecht in mijn hoofd zodat ik het later op de reis achteloos kon laten vallen.
Zoals al verteld in Deel 1 bestond het gezelschap voornamelijk uit deelnemers afkomstig uit (eh, hoe zeg je dat diplomatiek?) het electoraal gebied van de BBB. Inderdaad, denk bloemetjesjurken en afgezakte, te wijde spijkerbroeken. Verder was goed te zien dat de gemiddelde lengte van Nederlanders het hoogst is van alle nationaliteiten. Wij noordelijke reuzen banjeren, alsof we over de Albert Cuypmarkt lopen, waar ook ter wereld vrolijk met zevenmijlslaarzen overal doorheen. Zo ving ik een gesprek op van meneer en mevrouw Kippenboer uit Ede die aan een pensionado-echtpaar uit Dedemsvaart vertelden dat ze óók op de Paaseilanden waren geweest. De verleiding is groot om te gaan fröbelen met AI of Photoshop maar ik zag het helemaal voor me: die twee poserend voor zo’n enorm beeld dat ineens niet meer zo heel groot lijkt. Maar wel bedenkelijk kijkt.
In de bus terug naar het hotel pakte Osman de microfoon om ons te vragen hoe we het een en ander hadden ervaren. Lolbroek Seth stond meteen op en riep olijk:
-Alles was top Osman! Vooral dat Top-Kapi Paleis!
Ik zei zachtjes tegen Nel:
-Ik voel een aflevering aankomen van de door jou zo bewonderde Agatha Christie. Met als titel Murder On The Bus. Zo’n scenario waarin bijna iedereen verdachte is. Help mij trouwens onthouden dat ik morgen mijn Zwitsers zakmes in mijn rugzakje doe. Dat zou best nog wel ’s van pas kunnen komen…
(Wordt vervolgd)
©2025 Martin Mulder
Met dank aan Emilia van Heuven
Comments
Post a Comment