Wederom vooraf een disclaimer: onderstaande column bevat kleffe observaties over kleinkinderen. Sommige scènes kunnen als intimiderend worden ervaren door diegenen die niet gevoelig zijn voor ontroerende situaties en de ontwapenende conversaties die je nu eenmaal hebt met klein grut. Ter verdediging voer ik aan dat het bijna Kerstmis is. Een voor mij lastige periode waarin ik heen en weer word geslingerd tussen larmoyant zelfmedelijden en gênante euforie.
Met enige regelmaat logeren Finn (7 jaar) en Eden (5 jaar) een weekendje bij ons. Zoals dat nu eenmaal hoort gaat dat gepaard met vaste rituelen. Het tweetal wordt standaard vroeg bij ons afgeleverd. Dermate vroeg dat ondergetekende dan nog volop bezig is met zijn derde remslaap. Om negen uur zijn ze echter niet meer te houden en mogen ze van Oma als een commando-eenheid de slaapkamer bestormen en het bed (en Opa) als trampoline gebruiken. Was dit een paar jaar geleden nog een onschuldige en vrolijke actie, inmiddels zijn deze Noord-Hollandse kinderen dermate groot dat het niet zonder enig risico is. Ik overweeg nu de aanschaf van een tok. Je weet wel, zo’n ding dat ijshockeyers en kickboksers dragen om de edele delen te beschermen. Vervolgens wordt de gehele inhoud van drie kratjes speelgoed uitgestort in de woonkamer. Vanaf dat moment is het oppassen geblazen. Het is tapdansen op een mijnenveld. De levensgrote Nijntje, felgekleurde autootjes en houten blokken zijn eenvoudig te vermijden, maar vroeg of laat stap je toch onverhoeds in een venijnig minuscuul Playmobilzwaard dat dezelfde kleur heeft als de vloer.
“Ooooh! Verboden te vloeken Opa!” krijg ik dan van de goed opgevoede snotaapjes te horen. (In feite zou ik tijdens deze logeerpartijen van die veiligheidsschoenen die bouwvakkers dragen moeten aandoen, maar dat weiger ik.) Omdat ze in een klein dorpje onder de rook van Hoorn wonen hebben wij de nobele taak ze vertrouwd te maken met alle aspecten van het leven in de grote stad. Oma heeft het op zich genomen het tweetal in een vroeg stadium rond te leiden door diverse musea. Waardoor ze al een Rembrandt van een Vermeer weten te onderscheiden en zich verheugen op een nieuw bezoek aan het Stedelijk Museum. Alwaar Finn, bij het zien van een enorm duister en druiperig werk van Anselm Kiefer de vraag van Oma “En, wat vind je ervan?” beantwoordt met: “Smerig!”
De iconische popart-werken van Roy Lichtenstein kunnen het jochie uiteraard wel bekoren.
Ook het minimalisme van Etel Adnan vinden ze allebei inspirerend. Indachtig het boek "Dat kan mijn kleine zusje ook" weten ze alles thuis goed te reproduceren.

Dit letterlijke loslaten hebben wij (ondergetekende en de twee kleine hooligans) pas na zware onderhandelingen erdoor gekregen. Oma wordt regelmatig geplaagd met het volgende toneelstukje:















Comments
Post a Comment