Skip to main content

BOULEVARD-TYPE


Zomers een dagje naar het strand? Niet voor mij.
Strand beschouw ik als een hinderlijke overgang tussen land & zee. Moet ik dan toch op zo’n snikhete dag mee naar de kust, dan onder de nadrukkelijke voorwaarde dat ik mijzelf hoog op de boulevard parkeer met een gin-tonic of Campari.
Far above the maddening crowd, uitkijkend over het zonnebadend volk heen, de blik strak naar de horizon, laaf ik dan de misantroop in mij. Geen confrontatie met lillend, getatooëerd vlees, de penetrante lucht van zonnebrand-olie, honden die tegen je opspringen. Ik vind troost in bekende, quasi-historische feitjes uit vorige eeuwen waarin het hebben van een gebruinde huid iets was voor de werkende klasse, die immers moest ploeteren in de brandende zon op het land. Een echte heer of dame van stand zit veilig onder de markies van een badhotel en blijft lelieblank.(Eh sorry, sneeuwwit). Ik toast op illustere boulevard-types als Nabokov en Scott Fitzgerald.
Zij verbleven weliswaar langdurig in de legendarische badplaatsen van weleer, maar lieten zich zelden verleiden tot het aantrekken van een zwembroek en het badderen in zee. Mijn afkeer voor het strandleven is, hoe kan het ook anders, ontstaan in mijn jeugd.
Eind jaren vijftig was ik een jaar of zes. Mijn ouders hadden een kampeerhuisje in de duinen bij Castricum. Mooi weer (en dat was het natuurlijk altijd midden in augustus) betekende onverbiddelijk een eindeloze dag op het strand. Ik behoorde tot de categorie Hollands welvaren; lichtblond, bijna wit haar met een nog wittere huid. Zonnebrand-olie met een beschermfactor bestond toen nog niet. Er was alleen Nivea-zalf. Hoewel dit blauwe, ronde doosje met het ijzersterke lettertype inmiddels tot de design-klassiekers wordt gerekend, krijg ik bij het aanzien daarvan nog steeds rillingen over mijn rug.
De zalf bood geen enkele bescherming. Sterker nog, ik weet bijna zeker dat het goedje, dat door mijn moeder liefdevol aan het begin van de dag over mijn hele lichaam werd aangebracht, het verbrandingsproces alleen maar versnelde. Ik veranderde binnen twee uur van roomwit via lichtroze naar papaver-rood. Mijn vader, een man van de wetenschap die mij al op zeer jonge leeftijd allerlei natuurkundige weetjes had bijgebracht, stond zomers blijkbaar in de vakantie-stand. Hij kon zodoende niet de eenvoudige formule  
“fel zonlicht + witte huid = kinderleed” bedenken. Het ritueel ná het verbranden was echter wel bekend: De verschroeide huid afdeppen met karnemelk en mij twee pijnlijke dagen en slapeloze nachten in een verduisterd vakantiehuisje binnenhouden met een stapel stukgelezen Donald Ducks van drie jaar oud. De opvatting was destijds ook dat, als je eenmaal een keer verbrand was, “je er doorheen was” en dat je daarna mooi bruin zou worden.
Ik ben nog nooit mooi bruin geweest en koester mijn spierwitte benen die, zoals een goede vriend van mij laatst opmerkte, “met het blote oog vanaf het Spacelab waargenomen kunnen worden”. Maar dat gaat niet gebeuren want ik houd mijn lange broek aan, ook hartje zomer.
Ik ben er nooit doorheen gekomen en hef mijn tweede glas Campari-soda op mijn lieve ouders, die het allemaal goed bedoelden.
                   ----------------------------------------------------------------------------------------

Comments

Post a Comment

Popular posts from this blog

CURAÇAO

In 1992 nam ik de rigoreuze beslissing te verhuizen naar Cura ç ao. Ik was bijna veertig maar de eerste vage contouren van een midlife-crisis dienden zich reeds aan. Mijn werk als freelance-cameraman was in full swing, aan spannende klussen geen gebrek, maar er knaagde iets. Hoe nu verder, is that all there is ?  Twee niet onbelangrijke factoren speelden mede een rol: Ten eerste vielen er steeds meer blauwe enveloppen op de deurmat. Ik was destijds een typische creative, veel te druk met groots en meeslepend leven. Op tijd belasting betalen had niet mijn hoogste prioriteit. Live know, pay later was het na ïe ve motto van mij en vele van mijn collega’s. Naast deze fiscale struisvogel-politiek (waar ik later natuurlijk zwaar voor moest boeten en bloeden) speelde er ook een ander, meer persoonlijk dilemma. Mijn toenmalige vriendin maakte mij na twee jaar verkering op allerlei manieren duidelijk dat haar biologische klokje steeds harder begon te tikken. Een geluid da...

EIN ANGENEHMER NACHMITTAG

Ruim een half jaar geleden kregen mijn geliefde en ik een berichtje van onze goede vriend Paul. Of wij zin hadden hem en zijn knappe vriend Frank, Zahnarzt aus Hamburg, te vergezellen naar een uitvoering van een Wagner-opera in het befaamde Festspielhaus in Bayreuth? We keken elkaar even kort aan en riepen in koor: “NU!” Onze code voor Niets Uitstellen! We gebruiken dit mantra de laatste tijd steeds vaker. Het heeft alles te maken met het feit dat we inmiddels met steeds grotere regelmaat afscheid moeten nemen van dierbare vrienden. Er zijn talloze benamingen voor de Dood: Magere Hein, De Man met de Zeis of, in het Engels, het heerlijk onheilspellende The Grim Reaper. Zelf gebruik ik de door Harry Vermeegen bedachte, iets luchtigere maar zeer beeldende titel De Ober met het Laatste Bonnetje . Het is die schimmige figuur in een morsig, donker en versleten colbertje met scheef hangende, zwarte stropdas die vroeg of laat, juist als je het niet verwacht, plotseling op je schouder tikt. -We...

Een slepende affaire

Vorig jaar kreeg ik een interessant verzoek. Of ik als ghostwriter het levensverhaal wilde optekenen van mijn goede vriend Bert Evers. Verhalen in de categorie van krantenjongen tot miljonair zijn er in overvloed, maar het traject dat Bert aflegde is tamelijk opmerkelijk. Begin jaren negentig leerde ik hem kennen tijdens mijn eerste klus op Curaçao. Het betrof een speciale Antilliaanse editie van het praatprogramma van Tineke de Nooij. Het klikte meteen tussen Bert, mij en het eiland. Ik zou daarna nog een aantal keren terugkeren voor diverse andere opnames. De vriendschap werd hechter en uiteindelijk zou ik zelf, op de hielen gezeten door de Inspecteur én diverse dames, bijna drie jaar op het eiland bivakkeren. De carrière van Bert Evers zag er aanvankelijk niet rooskleurig uit. Hij werd begin jaren vijftig geboren in de Mercatorbuurt in Amsterdam-West, als zoon en kleinzoon van hardwerkende café-uitbaters.  Het Mercatorplein in Amsterdam Oud-West Behept met een lichte stotter en ...